“Een onderwijzing van David. Welzalig is hij van wie de overtreding vergeven, van wie de zonde bedekt is.
Welzalig de mens wie de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is. Toen ik zweeg, teerden mijn beenderen weg, onder mijn jammerklachten, de hele dag. Want dag en nacht drukte Uw hand zwaar op mij, mijn levensvocht veranderde in een zomerse droogte. Sela
Mijn zonde maakte ik U bekend, mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zei: Ik zal mijn overtredingen belijden voor de HEERE. En Ú vergaf mijn ongerechtigheid, mijn zonde. Sela
Daarom zal iedere heilige tot U bidden ten tijde dat U Zich laat vinden. Voorzeker, een overstroming van machtige wateren zal hem niet bereiken.
U bent mijn schuilplaats, U beschermt mij voor benauwdheid, U omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding. Sela
Ik onderwijs u en leer u de weg die u moet gaan; ik geef raad, mijn oog is op u. Wees niet als een paard, als een muildier, dat geen verstand heeft. Zijn bek houdt men in toom met bit en toom; dan kan hij u niet te na komen. De goddeloze heeft veel smarten, maar wie op de HEERE vertrouwt, hem zal de goedertierenheid omringen.
Verblijd u in de HEERE en verheug u, rechtvaardigen, zing vrolijk, alle oprechten van hart!”
Welzalig de mens wie de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is. Toen ik zweeg, teerden mijn beenderen weg, onder mijn jammerklachten, de hele dag. Want dag en nacht drukte Uw hand zwaar op mij, mijn levensvocht veranderde in een zomerse droogte. Sela
Mijn zonde maakte ik U bekend, mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zei: Ik zal mijn overtredingen belijden voor de HEERE. En Ú vergaf mijn ongerechtigheid, mijn zonde. Sela
Daarom zal iedere heilige tot U bidden ten tijde dat U Zich laat vinden. Voorzeker, een overstroming van machtige wateren zal hem niet bereiken.
U bent mijn schuilplaats, U beschermt mij voor benauwdheid, U omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding. Sela
Ik onderwijs u en leer u de weg die u moet gaan; ik geef raad, mijn oog is op u. Wees niet als een paard, als een muildier, dat geen verstand heeft. Zijn bek houdt men in toom met bit en toom; dan kan hij u niet te na komen. De goddeloze heeft veel smarten, maar wie op de HEERE vertrouwt, hem zal de goedertierenheid omringen.
Verblijd u in de HEERE en verheug u, rechtvaardigen, zing vrolijk, alle oprechten van hart!”
Bevrijdende zegen na verootmoediging
We zien de bevrijdende zegen wanneer een mens zijn zonde belijdt en zich verootmoedigt voor de levende God. We beginnen met zaligsprekingen en dit sluit aan bij Psalm 1 en in het Nieuwe Testament bij de rede op de berg der zaligsprekingen. Het is een psalm van bevrijding en aanmoediging om het voorbeeld van David te volgen. In het Nieuwe Testament sluit de apostel Johannes zich aan bij de woorden van deze psalm: “Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.” (1 Joh. 1: 9 NBG51)
De apostel Paulus laat in de Romeinenbrief zien dat in deze psalm de gerechtigheid van God aan de mens wordt toegerekend op grond van geloof en niet op grond van werken. Een aantal belangrijke principes worden behandeld. Het is van essentieel belang onze zonden voor de Almachtige te belijden. Je hart moet oprecht zijn, je moet menen wat je zegt. Er moet vertrouwen zijn dat God je vergeeft, ja van harte vergeeft. Je moet niet eigenwijs zijn, maar je leven in Gods hand leggen. Wie op de HEERE vertrouwt omringt Hij met goedertierenheid.
Geef je opmerking