Job en zijn vrienden / deel negen

“Als jij , Job, je bekeert tot de Almachtige, zal je gebouwd worden. Doe het onrecht ver weg van je tent.”(Elifaz)

 

Na een week lang gezwegen te hebben, gehuild te hebben, verbijsterd te zijn geweest en nagedacht te hebben beginnen de vrienden te spreken. De drie vrienden komen er heel slecht af in de beleving van veel mensen die de geschiedenis van Job kennen. Hun redenering vinden ze bekrompen. Ze zijn slechte troosters. Ze zeggen precies de dingen die ze niet moeten zeggen. En dat is ook zo. Toch moeten we niet vergeten dat zij de moeite hebben genomen om naar Job toe te gaan. Hun meeleven was oprecht. Hun pijn over het lijden van Job was oprecht. En ze waren vrienden van Job. Het waren meer dan bekenden van elkaar. Ze waren vrienden! Bovendien willen ze Job helpen.
Hun basisgedachte is echter fout, hoewel niet geheel onbegrijpelijk. Ze redeneren als volgt: Job zit in de ellende, die ellende moet wel het gevolg zijn van een grote zonde van Job. Als Job die zonde belijdt voor God, zal God hem vergeven en geneest God hem. Elifaz begint met het zoeken van een verklaring. Hij zegt: “Je woorden hebben degene die struikelde, opgericht, en de knikkende knieën heb je sterk gemaakt. Maar nu overkomt het jezelf, en je bezwijkt; het treft je, en je wordt door schrik overmand. Is je vrezen van God dan niet je verwachting, de oprechtheid van je wegen je hoop?”( 3:4-6) Elifaz twijfelt aan de geloofwaardigheid van Job. Je hebt wel mooi gesproken, maar nu het er op aan komt bezwijk je direct. Heeft Elifaz hier een punt? We weten dat het niet zo is. We weten dat Job volkomen oprecht gehandeld heeft. We weten dat Job altijd Gods aangezicht heeft gezocht. We weten dat Job een bidder was. Maar Elifaz ziet aan wat voor ogen is. Hij ziet de ellende van Job. En zijn conclusie is helder, maar onbarmhartig. Elifaz verwijt Job zelfs zijn onoprechtheid. Moet je nagaan, hoever Elifaz er naast zat.

Zelfreflectie:
En dit is een goed punt voor zelfreflectie. Hoe onbarmhartig en haastig is vaak ons eigen oordeel over de medemens. Zonder dat we op alle facetten van iemand in beeld hebben, is ons oordeel al klaar. In ieder van ons zit een “Elifaz” verborgen.
Beschuldigingen van Elifaz
Luisteren we nog even verder naar de beschuldigingen van Elifaz aan het adres van Job: “Denk er toch aan: wie is ooit als onschuldige omgekomen, en waar zijn er ooit oprechten uitgeroeid?”( 4:7) Het eerste deel is waar. Er is nooit een onschuldige omgekomen. Ieder mens is schuldig. Het tweede deel van de zin van Elifaz is niet waar. Er zijn in de geschiedenis velen oprechten van hart uitgeroeid.
“Maar zoals ik gezien heb: zij die onrecht ploegen en moeite zaaien, oogsten dat ook.”(4:8) Deze woorden bevatten de waarheid. Zoals Elifaz het gezien heeft klopt dit. Zij die onrecht zaaien, zullen dat oogsten. In Psalm 7:15 wordt over de goddeloze gesproken die zwanger is van kwaad en leugen zal baren. De Spreukendichter zegt: “wie onrecht zaait , zal onheil oogsten” Jesaja spreekt over de goddelozen als mensen die op holle woorden vertrouwen en valse dingen spreken. Ze zijn zwanger van onheil, ze baren ongerechtigheid. Hosea zegt: U hebt goddeloosheid geploegd ,onrechtvaardigheid geoogst, leugenvrucht gegeten. En Paulus schrijft aan de Galaten: “Dwaal niet, want wat een mens zaait zal hij ook oogsten.” De woorden van Elifaz zijn waar, maar ze zijn niet van toepassing op Job. Want Job was geen goddeloze, maar een rechtvaardige. Woorden kunnen op zich dus wel waar zijn, maar verkeerd toegepast zijn ze een dubbele leugen. En dit typeert de redeneringen van Elifaz. In het vervolg van het boek Job zien we afwisselend de aanvallen van de vrienden en de verdediging van Job. En zoals dat gaat tussen mensen wordt het debat gaandeweg steeds scherper. Job blijft zijn onschuld naar voren brengen, de vrienden hameren steeds feller op het belijden van de schuld van Job. Het scherpst van de drie vrienden is Elifaz, maar de twee andere vrienden zijn ook niet mals in hun oordeel. Zo zegt Bildad: “de hoop van de huichelaar vergaat.”(8:13). Met andere woorden Job jij bent die huichelaar. Bekeer je. En Zofar zegt: “Dan zou een verstandeloos mens verstandig worden en het veulen van een wilde ezel als mens geboren worden.”(11:12)

De drie vrienden waren wijze mannen en ze weten veel wetenswaardigheden naar voren te brengen. En het is de moeite waard naar hun woorden te luisteren. Bijvoorbeeld het advies om God te zoeken: “Maar ik zou zelf God zoeken, en mijn woord tot God richten. Hij doet grote dingen, die niemand kan doorgronden; wonderen, die niet te tellen zijn. Hij geeft regen op de aarde, en zendt water op de velden, om de nederigen op een hoogte te plaatsen, om de treurende in een veilige vesting van heil te zetten.”(5: 8-11)
Even terzijde
Even terzijde: soms is het interessant om te zien wat zij niet deden. Ze gaan bijvoorbeeld niet in gebed! Ze vragen niet aan de HEERE of Hij hun raad wil geven. Ze hebben in hun wijsheid de antwoorden al klaar. Er is geen twijfel bij hen hoe de zaak in elkaar steekt. Job is een zondaar en wordt terecht gestraft. Als ze Job maar zover kunnen krijgen dat hij schuld belijdt, dan is er weer hoop. Ze kastijden Job met hun woorden, maar met de beste bedoelingen. Ze menen namens God te spreken. Ze hebben een sluitend theologisch standpunt. Ze hoeven ook God niet meer om raad te vragen. De zaak is toch duidelijk! Maar Job houdt ondertussen vast aan zijn onschuld. En terecht! Hij zegt: “Hoelang blijven jullie mijn ziel bedroeven, en mij met woorden verbrijzelen? Jullie hebben mij nu al tien keer schande aangedaan; jullie schamen je niet om mij zo hard te behandelen.”(19:2,3) Er is geen sprake van dat ik jullie gelijk zou geven; tot ik de geest geef, zal ik mijn oprechtheid niet van mij wegdoen. Ik zal aan mijn gerechtigheid vasthouden, en zal haar niet loslaten; mijn hart zal die in mijn dagen niet minachten.”( 27:5,6)