Het lijden breekt Job – deel zes

 

“Toen antwoordde de satan de HEERE en zei: Huid voor huid! Alles wat iemand heeft, zal hij geven voor zijn leven. Steek Uw hand maar eens uit en tref zijn beenderen en zijn vlees. Voorwaar, hij zal U in Uw aangezicht vaarwel zeggen.”(2: 4 5)

 

De grote tegenstander van God kent de mens maar al te goed. Hij is wreed in zijn gedachten en zal de mens nooit en te nimmer sparen en zal hem treffen waar hij maar kan. Het is een huiveringwekkende tegenstander. Zoals we al eerder schreven bij de eerste weddenschap : HEERE ga alstublieft niet in op deze weddenschap. En nu met te meer klem; HEERE doe het niet. Ook al weten we dat de HEERE het wél zal doen. “En de HEERE zei tegen de satan: Zie, hij is in uw hand, maar spaar zijn leven.”(2:6) De enige restrictie die de HEERE aan satan geeft is dat het leven van Job gespaard moet worden. Job zal getroffen worden door een verschrikkelijke ziekte, die weliswaar niet zijn leven zal kosten, maar die hem zal breken. En daarenboven zal Job in de overtuiging gaan leven dat God een tegenstander voor hem is geworden. “Als mijn hoofd zich opheft, jaagt U op mij als een felle leeuw.”(10:16) “Hij heeft Zijn toorn tegen mij laten ontbranden, en mij tegenover Hem beschouwd als één van Zijn vijanden.”(19:11) Waarom weet Job niet. Job houdt vast aan zijn liefde voor Zijn Schepper, ondanks alles. En hij houdt vast aan zijn rechtvaardigheid. Hij heeft God altijd met een oprecht hart gediend, en zal dat staande houden. Ondanks de aanvallen die hij straks zal verduren van zijn vrienden.

De satan slaat Job met verschrikkelijk zweren. Over zijn hele lichaam. En Job neemt een potscherf om zich daarmee te krabben. Dag en nacht ellende. Om te huilen. De vrouw van Job kan het niet meer aanzien. Jouw vroomheid heeft je niets geholpen zegt ze tegen haar man. “Zeg God vaarwel en sterf” is haar advies. Voordat iemand zegt: wát een waardeloze en respectloze reactie , bedenk dat ook de vrouw van Job alle ellende over zich heeft zien heengaan. Ook zij heeft haar prachtige leven in rook zien opgaan. Ook zij heeft haar tien kinderen verloren. Ook zij zal denken: God waar bent U nu? Waarom doet U dit? We lezen in het boek verder niets over een oordeel dat de HEERE velt over de vrouw van Job. De reactie van zijn vrouw doet Job evenwel heel veel pijn. God vaarwel zeggen? Dát nooit, denkt Job. Dat zou nog eens dwaas zijn. Ik heb immers alles van God gekregen. En hier leren we Job ten voeten uit kennen als een échte vriend van God. Zijn leven met de HEERE was geen uiterlijke godsdienst, maar een diep doorleefde gemeenschap met Hem. De reactie van Job is bewonderingswaardig. Hij wijst eerst zijn vrouw terecht om haar reactie, die hij dwaas vindt. En dan prijst hij God. Zouden we het goede accepteren en het kwade niet? Zoals de psalmdichter dat later als volgt verwoordt: “Uw goedertierenheid is immers beter dan het leven; daarom zullen mijn lippen U prijzen.”( Psalm 63:4)

Job zondigt met deze reactie met zijn lippen niet. Velen denken daarbij: maar wél met zijn hart. Dat is echter speculatief. Het kán, maar het kán evengoed niet. En laten we maar van het laatste uitgaan. Van satan lezen we verder niets meer in het boek Job. Al is hij wel op de achtergrond aanwezig en volgt hij alles met argusogen. De drie vrienden van Job horen van het leed dat hun vriend is overkomen. Hun reactie is oprecht. Ze gaan vanuit hun woonplaats op weg naar hun vriend om hem te troosten. Zij zullen evenals wij verbijsterd zijn geweest over het leed wat Job is overkomen. Ze zijn werkelijk met stomheid geslagen. En als ze bij Job zijn aangekomen, dan herkennen ze hem nauwelijks. Ze huilen. Ze zitten bij Job een volle week zonder een woord te zeggen. Ze beseffen dat woorden nu niet op hun plaats zijn. Tot op dit moment zijn de vrienden waarlijk vrienden. Ze hebben voorheen gelachen met Job, ze bewonderden Job om zijn oprechtheid en zijn leven met God. Nu huilen zij met hem in zijn onbeschrijflijk leed.