“Is het een vreugde voor de Almachtige dat jij rechtvaardig bent?”(Elifaz)
Uit de omstandigheden van Job is voor Elifaz echter zonneklaar dat Job schuldig is. Hij meent het Godsbestuur te kunnen doorgronden. Als het goed gaat in je leven is dat een zegen van God en als het slecht gaat in je leven is dat jouw eigen schuld. Zien we hier ook iets in van een welvaartsevangelie? Elifaz weet het zeker, Job moet wel zwaar gezondigd hebben. En wat gaat hij dan doen? Na lang nadenken komt hij tot een conclusie die in zijn ogen wel moet kloppen. Die conclusie is dat het vroegere leven van Job wel heel anders moet zijn geweest dan dat het leek. Hij moet wel zwaar gezondigd hebben, anders kan dit enorme lijden Job nooit zijn overkomen. God moet wel heel erg boos op Job zijn. Kennelijk heeft God de onoprechtheid van Job doorzien en straft hem op een wijze die ontzag wekt. En is het niet daarom dat Elifaz het leven van Job tegen het licht houdt en anders tegen zijn vriend aankijkt? Elifaz gaat in zijn derde toespraak echter wel héél erg ver in zijn beschuldigingen aan Job. En in het verlengde daarvan doet hij ernstig tekort aan God zelf. Laten we de volgende woorden van Elifaz eens de revue passeren. “Is het een vreugde voor de Almachtige dat jij rechtvaardig bent; of winst dat jij je wegen vervolmaakt? Is het omdat je godvrezend bent dat Hij je bestraft, dat Hij met je in het gericht komt? Is je slechtheid niet groot, en zijn je ongerechtigheden niet eindeloos? Want je hebt zonder reden van je broeders een onderpand genomen, en je hebt de kleding van naakten uitgetrokken. Aan de vermoeide gaf je geen water te drinken, en je hebt de hongerige brood onthouden. Maar was er een man met macht, voor hem was het land, en een aanzienlijk persoon woonde er. Weduwen heb je met lege handen weggestuurd, en de armen van de wezen werden verbrijzeld. Dáárom zijn er strikken rondom je, en word je plotseling door schrik overmand.(22:3-10)
Elifaz vraagt dus eerst of het een vreugde voor de Almachtige is of Job rechtvaardig is. Hier proeven we iets van de afstandelijke wijze waarop Elifaz over God spreekt. Een godsbeeld van een onbewogen God die straft als mensen in de fout gaan en onbewogen is over hun lot. Is het een vreugde voor God als een mens rechtvaardig voor Hem leeft? Het antwoord is volmondig JA. Ja, het is een vreugde voor God als een mens rechtvaardig leeft. En Job leefde rechtvaardig voor God. En was daarover immens blij. Hoe zei God het ook al weer: “Hebt u ook acht geslagen op Mijn dienaar Job? Want er is niemand op de aarde zoals hij, een vroom en oprecht man, hij is godvrezend en keert zich af van het kwaad.”(1:8) Elifaz giet verder in zijn tirade regelrechte leugens uit over het leven van Job. Het rechtvaardige leven van Job wordt geloochend. Leugens alsof hij broeders een onderpand zou hebben onthouden, kleding van naakten zou hebben uitgetrokken, de hongerige brood zou hebben onthouden. Weduwen met lege handen zou hebben weggestuurd. De armen van wezen zou hebben verbrijzeld. “Is je slechtheid niet groot, en zijn je ongerechtigheden niet eindeloos? Want je hebt zonder reden van je broeders een onderpand genomen, en je hebt de kleding van naakten uitgetrokken. Aan de vermoeide gaf je geen water te drinken, en je hebt de hongerige brood onthouden. Maar was er een man met macht, voor hem was het land, en een aanzienlijk persoon woonde er. Weduwen heb je met lege handen weggestuurd, en de armen van de wezen werden verbrijzeld.”(22:5-9)
Het is verbijsterend hoe Elifaz in zijn derde rede tekeergaat tegen Job. Valse beschuldigingen, die nergens op gebaseerd zijn. Onredelijke argumenten. Leugens die Job als een kastijding van zijn ziel zal hebben ervaren. En dat terwijl hij lichamelijk zwaar lijdt en op de puinhopen van zijn leven zit. Zonder kinderen, zonder hoop. Zonder de hulp van zijn vrouw, die walgt van zijn adem. Met het graf voor ogen. Bedenk dat mijn leven een ademtocht is; mijn oog zal niet opnieuw het goede zien. Het oog van degene die mij nu ziet, zal mij niet meer waarnemen. Uw ogen zullen op mij zijn, maar ik zal er niet meer zijn. En waar is de vertroostende hand van God?(7:7,8)
Kern van de foute gedachtegang van de drie vrienden:
Hoe kunnen we nu tot de kern doordringen van de foute gedachtegangen van de vrienden. De vrienden hebben een eigen theorie bedacht waarin God de goede mensen zegent en de slechte straft. Een sluitende gedachte, die zij op allerlei manieren bewijzen. Zij menen dat hun redeneringen ook Gods gedachten zijn. Ze presenteren dit ook als Gods gedachten. Ze zijn er van overtuigd dat God hetzelfde denkt als zij.
En in die gedachte zit een valkuil waar we allemaal voor moeten oppassen. Soms zijn we zo overtuigd van ons eigen gelijk dat er geen ruimte meer is in ons denken, dat God het misschien wel heel anders ziet. En dat kan best wel een schok voor ons zijn. Het is waar dat God goede mensen zegent en de goddeloze mensen straft, maar dat is nog niet altijd zichtbaar tijdens het aardse leven. Het lijkt soms wel het tegenovergestelde. Dat laat Jezus ook zien in de geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus. Een bedelaar die tijdens zijn leven onder de zweren zat, net als Job! “En er was een zekere bedelaar, van wie de naam Lazarus was, die voor zijn poort neergelegd was, en die onder de zweren zat. En hij verlangde ernaar verzadigd te worden met de kruimeltjes die van de tafel van de rijke man vielen; maar ook de honden kwamen en likten zijn zweren. Het gebeurde nu dat de bedelaar stierf en door de engelen in de schoot van Abraham gedragen werd. En ook de rijke man stierf en werd begraven. En toen hij in de hel zijn ogen opsloeg, waar hij in pijn verkeerde, zag hij Abraham van ver en Lazarus in zijn schoot.”( Lukas 16:20-23) Wat echter wel triest is, dat Elifaz zich gaat bedienen van regelrechte leugens over Job. Deze beschuldigingen zullen Job diep getroffen hebben. En misschien was dit ook wel de bedoeling van Elifaz. Zo gaat Elifaz van kwaad tot erger. We zien hier ook al de contouren van wat Jezus, de Rechtvaardige vele eeuwen later zal overkomen. De leiders van Israël zoeken voortdurend Hem te beschuldigen van onrecht. Terwijl Hij niets anders dan goed deed.
Elifaz was een zeer geleerd man. Hij wist heel veel over God en over Zijn bestuur te vertellen. En toch zat hij er volkomen naast. Hij presenteert een leugen over Gods beleid als de waarheid. En het wordt hem zwaar aangerekend door de HEERE! “Nadat de HEERE deze woorden tot Job gesproken had, gebeurde het dat de HEERE tegen Elifaz, de Temaniet, zei: Mijn toorn is ontbrand tegen u en tegen uw twee vrienden, want u hebt niet juist over Mij gesproken, zoals Mijn dienaar Job.”(42:7)
Geef je opmerking