Psalm 17: Je bent Gods oogappel

Psalm 17   Bewaar mij als Uw oogappel!
“Een gebed van David. HEERE, luister naar mijn rechtvaardige zaak, sla acht op mijn roepen, neem mijn gebed ter ore, met onbedrieglijke lippen gesproken. Laat van Uw aangezicht mijn recht uitgaan, laat Uw ogen zien wat billijk is.
U hebt mijn hart beproefd, het ’s nachts doorzocht, U hebt mij getoetst, U vindt niets. Wat ik ook moge denken, het komt mij niet uit de mond. Wat de daden van de mens betreft, ík ben overeenkomstig het woord van Uw lippen op mijn hoede geweest voor de paden van de gewelddadige. Ik hield mijn schreden in Uw sporen, zodat mijn voetstappen niet zouden wankelen.  Ík roep U aan, omdat U mij verhoort, o God;  neig Uw oor tot mij, luister naar mijn woorden.
Toon de wonderen van Uw goedertierenheid, U, Die hen verlost die tot U de toevlucht nemen, van hen die tegen Uw rechterhand opstaan.
Bewaar mij als Uw oogappel, verberg mij onder de schaduw van Uw vleugels voor de goddelozen die mij verwoesten, voor mijn doodsvijanden, die mij omsingelen. Met hun vet hebben zij hun hart afgesloten, met hun mond hebben zij trotse taal gesproken.  Zij omringen nu onze stappen, zij loeren op ons, door zich ter aarde neer te buigen. Hij is als een leeuw die ernaar verlangt te verscheuren, als een jonge leeuw die op verborgen plaatsen zit.  Sta op, HEERE, treed hem tegemoet, vel hem neer; bevrijd mijn ziel met Uw zwaard van de goddeloze, bevrijd mij met Uw hand van de mannen, HEERE, van de mannen van de wereld,
die hun deel hebben in dít leven. U vult hun buik met Uw verborgen schatten; hun kinderen worden verzadigd en laten hun overschot na aan hún kinderen.
Ik echter zal in gerechtigheid Uw aangezicht aanschouwen; ik zal, wanneer ik ontwaak, verzadigd worden met Uw beeld. “
De psalm staat weer in het kader van de strijd tussen goddelozen en David. De HEERE wordt om uitspraak gevraagd, David vertrouwd zich toe aan Zijn wijze raad. Hij pleit op zijn eigen gerechtigheid in deze zaak en beschuldigt zijn tegenstanders van onrecht en verdorvenheid.
Gods volk wordt in de psalm genoemd: Zijn oogappel. Een prachtig beeld hoe geweldig groot de liefde is voor Zijn volk en wat een wonder van genade dat ook wij daar bij mogen horen, ingelijfd in de saprijke olijfboom.
De psalm eindigt magistraal: Ik echter zal in gerechtigheid Uw aangezicht aanschouwen; ik zal, wanneer ik ontwaak, verzadigd worden met Uw beeld.
Maar in deze psalm is het ook spannend: de leeuw die ernaar verlangt te verscheuren. Gaat u mee, de psalm nader te bekijken?
“Een gebed van David. HEERE, luister naar mijn rechtvaardige zaak,
sla acht op mijn roepen, neem mijn gebed ter ore, met onbedrieglijke lippen gesproken. Laat van Uw aangezicht mijn recht uitgaan, laat Uw ogen zien wat billijk is.”
Het is veelzeggend dat David begint met smeken. ( zie de vertaling NBG)
Als we ons inleven in de situatie dan kunnen we direct concluderen hoe David worstelt in zijn geloof. We zien hier niet iemand die onbekommerd leeft. Nee, David zit er midden in. Hij kan het onrecht niet verdragen, hij kan niet aanzien hoe de goddelozen schijnbaar aan het langste eind trekken.
Hij smeekt God om een uitspraak.
David spreekt tot God op een manier die wij niet zo snel zouden doen. Luister aandachtig, ik roep u aan! We moeten dit niet zien als brutaal, alsof God nu eens goed moet gaan opletten als David spreekt, maar als een schreeuw om recht en die schreeuw wordt gericht op de levende God.
David legt zijn ziel bloot voor de levende God die harten en nieren onderzoekt.

Geef je opmerking