Psalm 12 De woorden van Jezus zijn zevenvoudig gelouterd

“Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De achtste’. Breng verlossing, HEERE, want goedertieren mensen zijn er niet meer, onder de mensenkinderen zijn er nog maar weinig trouw. Valse dingen spreekt men tot elkaar, met vleiende lippen; dubbelhartig spreekt men.

Laat de HEERE alle vleiende lippen afsnijden en de tong vol grootspraak. Zij zeggen: Met onze tong zullen wij de overhand hebben! Onze lippen zijn van ons! Wie is heer over ons?

Om de verwoesting van de ellendigen en het gekerm van de armen

zal Ik nu opstaan, zegt de HEERE;  Ik zal in veiligheid brengen wie hij weg wil blazen.  De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal.  Ú, HEERE, zult hen bewaren, U zult hen beschermen tegen dit geslacht, voor eeuwig.  Overal draven goddelozen rond,  Wanneer de gemeensten onder de mensenkinderen verhoogd worden. “

 

Evenals de vorige psalm kunnen we deze psalm heel goed plaatsen in de tijd dat David achtervolgd werd door zijn eigen zoon Absalom. In deze psalm komt de tegenstelling tussen de gladde tong van mensen die vals spreken en de zuivere woorden van de Here haarscherp naar voren. Wie zich inleeft in deze psalm en als het ware het verdriet proeft van de getrouwen, wordt ontroerd én bemoedigd.

 

Nog maar weinig trouwe mensen

“Breng verlossing, HEERE, want goedertieren mensen zijn er niet meer,

onder de mensenkinderen zijn er nog maar weinig trouw.”

 

Het is bij uitstek het gevoel dat de profeet Elia later zou verwoorden. Achab vertelde Izebel alles wat Elia had gedaan, en hoe hij allen, te weten al de profeten, met het zwaard had gedood.

“Toen stuurde Izebel een bode naar Elia om te zeggen: De goden mogen zó en nog erger met mij doen, als ik morgen om deze tijd uw leven niet zal maken als het leven van één van hen. Toen hij dat zag, stond hij op en vluchtte voor zijn leven. Hij kwam in Berseba, dat aan Juda toebehoort, en liet zijn knecht daar achter. Hijzelf liep echter een dagreis de woestijn in, ging onder een bremstruik zitten en bad om te mogen sterven. Hij zei: Het is genoeg. Neem nu mijn leven, HEERE, want ik ben niet beter dan mijn vaderen.” (1 Koningen 19:1-4)

 

 

Eenzaamheid

Het gevoel dat David heeft in er één van: eenzaamheid. Je staat er alleen voor. De getrouwen zijn schaars.Er zijn er nog wel, maar niet veel meer. En je kunt als gelovige in de put gaan zitten, en denken wat een ellende allemaal. Het kan zwaar op je gaan drukken. Je hebt God van harte lief, maar je wordt zwaar gedeprimeerd van alles wat je om je heen ziet. En ook van alle onrecht die je aan de lijve ondervindt. Hoe dichter je bij de Here leeft hoe meer en dieper je dit meemaakt.

Juist een David en een Elia, mannen geliefd door God de Vader, juist zij laten ons zien hoezeer eenzaamheid en onrecht de oprechten van hart kan treffen. En zij kregen antwoord van de Here God! Vertroosting en bemoediging.

 

Dubbelhartig, met vleiende lippen

“Valse dingen spreekt men tot elkaar, met vleiende lippen; dubbelhartig spreekt men.”

 

Het kenmerk van de gelovige is waarheid onder elkaar te spreken. Lijnrecht hiertegenover staat de goddeloze. Hij spreekt dubbelhartig. Hij zegt het ene, maar je weet niet wat er achter zit. Maar het klinkt allemaal mooi. Gladde lippen, je krijgt er geen vat op. Een dubbele agenda. Maar valsheid zit er achter. Helaas is onze tijd er vol van. De waarheid wordt stelselmatig ten onder gehouden. Wat doen we er tegen als gelovigen?

 

Laat de HEERE alle vleiende lippen afsnijden en de tong vol grootspraak.

 Zij zeggen: Met onze tong zullen wij de overhand hebben!  Onze lippen zijn van ons! Wie is heer over ons?

 

Wij kunnen soms onder de indruk raken van mensen die een grootsprekende tong hebben. Misschien worden we er ook wel bang van. Maar dat is onnodig. Denk maar aan de grootsprekende Goliath. Een imponerend figuur. Veertig dagen lang tart hij Israël. En de Israëlieten waren bang. Maar hij wordt verslagen door een kiezelsteentje. Humor van God!

 

“Toen de Filistijn opkeek en David zag, verachtte hij hem; want hij was nog maar een jongen, rossig en knap van uiterlijk. De Filistijn zei tegen David: Ben ik een hond, dat je met stokken naar mij toe komt? En de Filistijn vervloekte David bij zijn goden. Daarna zei de Filistijn tegen David: Kom naar me toe, dan zal ik je vlees aan de vogels in de lucht geven en aan de dieren op het veld. “ ( 1 Sam. 17: 42-44)

Vervolgens stak David zijn hand in de tas, nam daar een steen uit, slingerde die weg, en raakte de Filistijn daarmee tegen zijn voorhoofd, zodat de steen in zijn voorhoofd drong en hij met zijn gezicht ter aarde viel. Zo overwon David de Filistijn met een slinger en met een steen, hij versloeg de Filistijn en doodde hem. Maar een zwaard had David niet in zijn hand.

 ( 1 Sam. 17: 49-50)

 

We hebben in de vorige psalmen al kennis gemaakt met de goddelozen. In deze psalm wordt ingezoomd op de tong van de goddelozen.

Zij ervaren dit zelf als een grote kracht. Met onze tong zijn we sterk.

Als gelovigen moeten we hierop reageren. In gebed , maar ook de confrontatie durven aangaan. Er staat toch geschreven: Met onze God zullen we kloeke daden doen . De tong van de goddeloze durft te beweren dat zijn lippen met hem zijn en : wie is heer over ons. De goddeloze gaat zo op in zijn eigen waan, dat hij de realiteit geheel uit het oog verliest.

 

De HEERE komt de psalm binnen

 

 

 “Om de verwoesting van de ellendigen en het gekerm van de armen

zal Ik nu opstaan, zegt de HEERE; Ik zal in veiligheid brengen wie hij weg wil blazen.

 

Nu komt de Here de psalm binnen, en komt het Goddelijke antwoord. De Here heeft de onderdrukking van de ellendige gezien en gehoord, het zuchten en kermen van de armen. De HEERE maakt zich op om te handelen. En wat doet de Here? Hij stelt de  oprechten van hart  in veiligheid. De rechtvaardigen hebben gewacht op de Here, de hoop op verlossing altijd levend gehouden, ondanks de omstandigheden, ondanks het gespot van de goddelozen. Om dat smachten goed in beeld te hebben vertelt de Here Jezus in het Nieuwe Testament een gelijkenis met het oog daarop dat men altijd moet bidden en niet de moed verliezen.

 

“Hij zei: Er was in een zekere stad een rechter die God niet vreesde en geen mens ontzag. En er was een weduwe in dezelfde stad en zij kwam voortdurend naar hem toe en zei: Doe mij recht tegenover mijn tegenpartij. En hij wilde een tijd lang niet. Daarna echter zei hij bij zichzelf: Hoewel ik God niet vrees en geen mens ontzie, toch zal ik, omdat deze weduwe mij lastig valt, haar recht doen, opdat zij uiteindelijk niet komt en mij in het gezicht slaat. En de Heere zei: Hoor, wat de onrechtvaardige rechter zegt.  Zal God dan geen recht doen aan Zijn uitverkorenen, die nacht en dag tot Hem roepen, hoewel Hij hen soms lang laat wachten? Ik zeg u dat Hij hun met spoed recht zal doen. Maar zal de Zoon des mensen, als Hij komt, wel het geloof op de aarde vinden?” (Lukas 18:1-8)

 

In het diepste wezen van de rechtvaardige ligt de honger naar gerechtigheid.

En alleen bij de Here is onze toevlucht en onze verwachting.

 

De HEERE gaat zeer zorgvuldig te werk

De woorden van de HEERE zijn reine woorden,

als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal.

 

Hier komt de tegenstelling helder naar voren tussen de woorden van de spotter, de mens die met dubbele tong spreekt, en de Here die zuivere woorden spreekt. In deze verzen komt de zorgvuldigheid waarmee de Here te werk gaat tot uitdrukking. De woorden worden zevenvoudig gelouterd. Zeven staat voor de volheid. Zeven is het getal wat bij de Here hoort. Als de Here dus een belofte geeft, bijvoorbeeld dat wie Zijn hoop gevestigd heeft op de Here Jezus nooit beschaamd zal uitkomen, dan weten we dat die woorden zevenvoudig gelouterd zijn. Ze zijn in de smeltoven gelouterd, met andere woorden: We kunnen er zeker van zijn dat die woorden waar zijn. Zeven maal, het getal van de volheid!

 

Eeuwige bescherming

Ú, HEERE, zult hen bewaren, U zult hen beschermen tegen dit geslacht, voor eeuwig.

 

De Here doet wat Hij heeft gezegd Hij beschermt ons. Alleen al deze belofte, zevenvoudig gelouterd, geeft ons een heerlijk blij gevoel. Als God voor ons, wie zal tegen ons zijn? Dat is een retorische vraag, want wie kan immers tegen de Almachtige God op. Wie is in staat Hem partij te geven? Hij is de Schepper van al wat leeft. En Hij is barmhartig en genadig, vol van liefde en genade.

 

Overal draven goddelozen rond, wanneer de gemeensten onder de mensenkinderen verhoogd worden.

 

We eindigen de psalm verrassend. Een spottend gezicht. Kijk maar eens goed naar de goddelozen : ze draven rond, dat is de werkelijkheid van hun bestaan. Nu zien we helder wat ze voorstellen. Helemaal niets.


Psalm 11

Als alles misgaat!

 

Psalm 11

 

“ Een psalm van David, voor de koorleider. Ik heb tot de HEERE de toevlucht genomen. Hoe kunt u dan zeggen tegen mijn ziel: Vlucht weg naar uw bergen, als een vogel! Want zie, de goddelozen spannen de boog, zij leggen hun pijlen op de pees om in het donker te schieten op de oprechten van hart. Voorzeker, de fundamenten worden omvergehaald! Wat kan de rechtvaardige dan doen?

De HEERE is in Zijn heilig paleis, de troon van de HEERE staat in de hemel; Zijn ogen doorzien, Zijn blikken beproeven de mensenkinderen.  De HEERE beproeft de rechtvaardige, maar Zijn ziel haat de goddeloze en wie geweld liefheeft. Hij zal op de goddelozen valstrikken, vuur en zwavel doen regenen. Een verschroeiende stormwind zal het deel van hun beker zijn.

Want de HEERE is rechtvaardig, Hij heeft rechtvaardige daden lief.

De oprechten zullen Zijn aangezicht aanschouwen. “

In welke tijd deze psalm is gedicht is niet bekend. Gedacht wordt aan de tijd van de opstand van Absalom en daar is wel wat voor te zeggen, omdat er vooral in vers 1 een aanwijzing staat die doet denken aan spot en verraad vanuit eigen kring. Vluchten naar de bergen is op zichzelf genomen niet iets wat verkeerd is.De Here Jezus zegt in zijn profetische rede in Mattheus 24 ook dat de gelovigen moeten vluchten naar de bergen

In tijden van nood

“Ik heb tot de HEERE de toevlucht genomen. Hoe kunt u dan zeggen tegen mijn ziel: Vlucht weg naar uw bergen, als een vogel!”

Dit gedeelte begint met een geloofsgetuigenis. Bij de Here schuil ik, Hij is mijn toevlucht. Je schuilt in tijden van nood, en David schuilt bij zijn grootste vriend: De Here God. Het is heel belangrijk in je persoonlijk geloof om te beginnen met wat het belangrijkste is. En dat is in tijden van nood,  te schuilen bij je Vader in de hemel. In het vervolg proef je de verontwaardiging bij David. Je hoort de spot in de woorden: Ga maar als een (bang) vogeltje vluchten naar je heilige berg.

Ik denk de berg Sion, waar David zo intens mee verbonden is. Ja David, denk je nu echt dat je tegen mij bent opgewassen, nou vlucht maar naar die berg. Je ziet toch dat alles hopeloos verloren is.

Dit krenkt de ziel van David: Hoe durf je dit te zeggen! Wat een ongekende brutaliteit om zo te spreken. Wat een prachtig getuigenis van David. Hij kruipt niet weg als een angstig vogeltje, maar hij wijst op zijn onwankelbaar geloof in de Here. Bij de Here schuil ik.

“Want zie, de goddelozen spannen de boog, zij leggen hun pijlen op de pees

om in het donker te schieten op de oprechten van hart.”

De goddelozen gaan met overleg te werk. En om dit goed in beeld te hebben gaan we kijken naar de geschiedenis van Absalom hoe hij de mensen voor zich wist te winnen. Dat geeft een helder plaatje om ook de rest van deze psalm te doorzien.

“Het gebeurde daarna dat Absalom zich van een wagen en paarden voorzag, met vijftig man die voor hem uit snelden. Ook stond Absalom ’s morgens vroeg op en ging aan de kant van de weg naar de poort staan. Het gebeurde dan dat Absalom elke man die een geschil had om mee naar de koning te gaan voor recht, bij zich riep en zei: Uit welke stad komt u? Als die dan zei: Uw dienaar komt uit een van de stammen van Israël, zei Absalom tegen hem: Zie, uw zaken zijn goed en rechtmatig, maar bij de koning vindt u niemand die u gehoor geeft. Verder zei Absalom: Als men mij maar tot rechter in het land aanstelde! Dan zou ieder die een geschil of rechtszaak heeft, bij míj kunnen komen en zou ik hem recht kunnen verschaffen.  Ook gebeurde het, dat als iemand naderde om voor hem te buigen, hij zijn hand uitstak, hem vastgreep en hem kuste. Op die manier deed Absalom met heel Israël dat naar de koning ging voor recht. Zo stal Absalom het hart van de mannen van Israël.” ( 2 Samuel 15: 1-6)

 

“In het donker op de oprechte schieten” De boog is een wapen dat de pijlen afschiet zonder dat de belager er erg in heeft. Je hoort niets en je ziet niets totdat het te laat is. Dit is tekenend voor de zaak van de goddeloze Absalom, die zeer planmatig te werk gaat. En als God zelf niet had ingegrepen dan was zijn voornemen gelukt. Er staat nog een veelbetekenend woord bij: Om de oprechten van hart in het donker te treffen. Duister, sluw gemeen. Zo is de goddeloze. En achter de schermen zie je de strijd tussen de Here, de rechtvaardige en de satan, de goddeloze.

 

Fundamenten omver gehaald

Voorzeker, de fundamenten worden omvergehaald! Wat kan de rechtvaardige dan doen?

De grondslagen van het recht zijn vernield. Het fundament van het recht is kapot gemaakt, en dat betekend dat er anarchie heerst. Het recht van de sterkste, het recht van de goddeloze die zijn eigen recht maakt. De rechtvaardige is dan kansloos, op wie of wat kan hij zich nog beroemen.

Vanuit menselijk oogpunt slaat de angst je om het hart. Het is een vraag die mensen treft die onrecht ondergaan. Op welk gebied dan ook.

In dit verband is het boeiend om in het Nieuwe Testamant de geschiedenis te lezen van Stefanus. De grondslagen van het recht zijn omver gehaald. Stefanus wordt vermoord zonder een eerlijk proces. En vlak voor zijn sterven gebeurt iets bijzonders.

Toen sloeg Stefanus zijn blik op naar de hemel en zag de luister van God, en Jezus, die aan Gods rechterhand stond. Handelingen (7: 55 )

Stefanus mag vlak voor zijn overgang van het tijdelijke naar de eeuwigheid een kijkje nemen in de hemel en ziet daar de Here Jezus de Mensenzoon, die staat! Hij volgt de ontwikkelingen op de voet.

Hij zag de luister van God. Wat een troost voor Stefanus, de man die vervuld was met de Heilige Geest en wat voor een troost voor ons.

De troon van de HEERE staat in de hemel

“De HEERE is in Zijn heilig paleis, de troon van de HEERE staat in de hemel; Zijn ogen doorzien, Zijn blikken beproeven de mensenkinderen.”

Dat is de werkelijkheid en daar regeert de grote Koning.

De goddeloze heeft het niet voor het zeggen, de spotters die roepen: Vogel vlieg maar je berg, maar de Here is de baas. Zijn ogen doorzien de mensenkinderen.

Absalom, toonbeeld van de sluwe man die alles uitdenkt en leugen en bedrog als zijn wapens hanteert. Hij die zo rijk gezegend was door de Here, want hij had ook nog eens zijn uiterlijk mee, en er wordt zelfs van hem gezegd dat er geen enkele man in Israël zo knap was als hij.

Deze Absalom koppelt zijn uiterlijke schoonheid aan list en bedrag om mensen voor zich te winnen. Maar God doorzag hem.

Zowel de rechtvaardige als de goddeloze wordt getoetst

“De HEERE beproeft de rechtvaardige, maar Zijn ziel haat de goddeloze en wie geweld liefheeft.”

Wat opvalt in deze verzen dat de Here zowel de rechtvaardige als de goddeloze toetst. Nu kunnen wij wel met onze slimme redeneringen komen en zeggen: waar is dat nu voor nodig?. De Here weet toch alles al!  Blijkbaar is het nodig en openbaart God hier Zijn wijze van doen. Met ons verstand kunnen wij veel dingen in het Koninkrijk niet doorgronden.

De Here toetst dus de rechtvaardige.Dat is een gegeven en daar moeten we ons op instellen. In het leven van David kunnen we vele voorbeelden zien, waarin David wordt getoetst. Zo ook in de trieste geschiedenis met zijn zoon Absalom. David doorstaat de toets glansrijk, hij getuigt: Mijn schuilplaats is de Here. Het gaat de rechtvaardige heel vaak niet voor de wind.

Maar ook hier openbaart God Zijn wijze van doen. Hij toetst ook de goddeloze. Deze vallen onder het oordeel, maar krijgen ook de kans om zich te bekeren.

Een prachtig voorbeeld daarvan is te vinden in het boek Jona, waarin de goddeloze stad Ninevé zich na de oproep tot bekering zich ook daadwerkelijk bekeert. Het is dus niet zo dat de goddeloze kansloos is, integendeel. De Here toetst ook het leven van de goddeloze, de Here laat hem zijn slechtheid zien en geeft hem kansen te over om zich weer tot God te wenden.

Maar laar er geen misverstand over bestaan zegt de Here: Ik haat degene die geweld bemint. De Here heeft er een afschuw van. En iedereen die geweld gebruiken en daarvan ook nog eens genieten,  zullen te maken krijgen met de toorn van God.

Vuur en zwavel

“Hij zal op de goddelozen valstrikken, vuur en zwavel doen regenen.

Een verschroeiende stormwind zal het deel van hun beker zijn.”

Vuur en  zwavel, het doet sterk denken aan Sodom en Gomorra. Daar leefden goddeloze mensen die ondanks hun goddeloosheid kansen kregen tot bekering, door de levenshouding van de rechtvaardige Lot. Zij kozen er voor om zich niet te bekeren.

“En als God de steden Sodom en Gomorra tot as verbrand en tot de vernietiging veroordeeld heeft en tot een voorbeeld gesteld heeft voor hen die goddeloos zouden leven;

en als God de rechtvaardige Lot, die leed onder de losbandige levenswandel van normloze mensen, verlost heeft , want deze rechtvaardige, die in hun midden woonde, heeft dag in dag uit zijn rechtvaardige ziel gekweld bij het zien en horen van hun wetteloze daden.)” ( 2 Petrus 2: 6-8)

Tot op de dag van vandaag is te zien aan de dode zee, ook wel de Zoutzee genoemd, hoe erg het oordeel is geweest.

Hij geniet van rechtvaardige daden

Want de HEERE is rechtvaardig, Hij heeft rechtvaardige daden lief.

Hoe kijkt de Here tegen de dingen aan? Wel, Hij is rechtvaardig, het is een kenmerk van Zijn wezen. En gerechtigheid heeft Hij lief.Anders gezegd, Hij geniet van gerechtigheid. Zo mogen wij alles in handen leggen van de Here.  En dan komt nu de verrassing in deze psalm.

de oprechten zullen Zijn aangezicht aanschouwen.

Wat een magistrale belofte krijgen we hier aan het einde van de psalm. De oprechten zullen Zijn aangezicht zien.In het laatste Bijbelboek Openbaringen wordt het uitgebreid herhaald:

 

Psalm 10

Psalm 10   Laat God alles op zijn beloop?

 

“HEERE, waarom blijft U van verre staan? Waarom verbergt U Zich in tijden van benauwdheid? Fel en hoogmoedig achtervolgt de goddeloze de ellendige. Laat hen gegrepen worden in de listige plannen die zij bedacht hebben! Want de goddeloze beroemt zich over zijn hartenwens; hij zegent de gierigaard, hij lastert de HEERE. De goddeloze, met zijn neus trots omhoog, onderzoekt niet. Al zijn gedachten zijn: Er is geen God! Zijn wegen bezorgen te allen tijde verdriet. Uw oordelen gaan hem te hoog, hij houdt ze ver van zich; al zijn tegenstanders blaast hij weg. Hij zegt in zijn hart: Ik zal niet wankelen, want van generatie op generatie zal mij geen onheil treffen. Zijn mond is vol vervloeking, bedrog en list, onder zijn tong is kwaad en onrecht. Hij ligt in een hinderlaag in de dorpen, op verborgen plaatsen doodt hij de onschuldige, zijn ogen loeren op de arme. Hij ligt in een hinderlaag op een verborgen plaats, zoals een leeuw in zijn schuilplaats;

hij ligt in een hinderlaag om de ellendige te overvallen, hij overvalt de ellendige als hij hem in zijn net trekt. Hij duikt neer, hij bukt zich, en de arme valt in zijn sterke poten. Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet het in eeuwigheid niet.

 

Sta op, HEERE God, hef Uw hand op, vergeet de ellendigen niet. Waarom lastert de goddeloze God? Waarom zegt hij in zijn hart: U zult geen rekenschap eisen?  Ú ziet het wél, want U aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geeft; op Ú verlaat de arme zich, U bent geweest een Helper van de wees.

 

Breek de arm van de goddeloze en de kwaaddoener,

eis rekenschap van hem over zijn goddeloosheid, tot U er niets meer van vindt. De HEERE is Koning, eeuwig en altijd; de heidenvolken zijn uit Zijn land verdwenen. U hebt de wens van de zachtmoedigen gehoord, HEERE,

U zult hun hart versterken, Uw oor zal er acht op slaan om de wees en de verdrukte recht te doen. Dan zal een aardse sterveling voortaan geen geweld meer bedrijven.

 

Moeilijke vragen

In deze gaan we verder in op de moeilijke vragen die wij als mensen hebben over het feit, hoe het in onze ogen toegaat in de wereld. Vanuit onze positie bezien gaat vooral veel mis. En het lijkt soms wel alsof Gods de zaken maar op zijn beloop laat. Met deze indringende vragen worstelt David. Deze vragen komen vooral naar voren als wij dingen meemaken die ons raken, meestal in eigen gezin, in ons eigen leven. Er is geloofsovertuiging voor nodig, om tot een andere conclusie te komen.

De goddeloze die geen rekening houdt met het bestuur van de Almachtige staat helaas dichter bij ons , dan we zouden willen. Alleen een leven als christen dicht bij de Here Jezus geeft ons de zekerheid dat Hij alle ding regeert in hemel en op aarde.

 

Waarom bent U zo ver?

“HEERE, waarom blijft U van ver staan? Waarom verbergt U Zich in tijden van benauwdheid?”

Het is een klemmende vraag: Waarom bent U zo ver? Als er ziekte is in ons leven, veel verdriet, dan kunnen we deze vraag al stellen in ons hart. Soms spreken we het ook openlijk uit. In deze psalm gaat het vooral over de weerlozen die worden vervolgd, en waaraan God ogenschijnlijk niets doet. Het gaat over recht tegenover onrecht. Er zijn vijanden van buiten het land Israël, maar ook vijanden binnen Israël. Juist de vijanden binnen Israël die God wel kennen, maar in hun hart geen rekening met Hem houden zijn voor de rechtvaardigen een gruwel.

 

Fel en hoogmoedig

“Fel en hoogmoedig achtervolgt de goddeloze de ellendige. Laat hen gegrepen worden in de listige plannen die zij bedacht hebben!”

Het is een karaktertrek van hoogmoedige mensen om armen op te jagen. Zij gaan daarbij met overleg te werk. Het gaat op listige wijze. Maar wel fel. Nooit eerlijk en oprecht, maar in het verborgen zodat niemand het opmerkt. Zij zetten een val op, er is over nagedacht. De plannen liggen klaar. En de spanning is te snijden in deze psalm. Zal het de goddelozen gelukken?

 

“Want de goddeloze beroemt zich over zijn hartenwens; hij zegent de gierigaard, hij lastert de HEERE.”

Kijk ze staan te juichen, de overwinning wordt gevierd. De winst is behaald, en ze drijven bovendien de spot met de Almachtige. Het is kennelijk nog niet genoeg om onrecht te bedrijven, maar geheel in stijl met de grote tegenstander van God te spotten met de grote Schepper van hemel en aarde.

Ze verachten de Almachtige!

 

Al zijn gedachten zijn: er is geen God

“De goddeloze, met zijn neus trots omhoog, onderzoekt niet. Al zijn gedachten zijn: Er is geen God! Zijn wegen bezorgen te allen tijde verdriet.

Uw oordelen gaan hem te hoog, hij houdt ze ver van zich; al zijn tegenstanders blaast hij weg.”

Hier komen we aan de kern van de gedachten van de goddelozen. Er is geen God. En als er geen God is dan hoeft er ook geen rekenschap te worden afgelegd. Dan kun je gewoon doen, wat je maar wilt. En de praktijk van het leven, schijnt hen gelijk te geven, want het gaat ze nog voor de wind ook.

Heel opvallend is wat er dan volgt in de psalm: Uw uitspraken raken hen niet. Ze kennen dus wel het Woord, maar ze hebben besloten daar niet naar te leven. Als ze worden tegengesproken, wat is dan hun reactie? Ze halen de schouders op. Ze gaan gewoon hun eigen gang. Ze laten zich niet gezeggen, maar integendeel, ze beschuldigen de rechtvaardigen van leugens

 

Somber

“Zijn mond is vol vervloeking, bedrog en list, onder zijn tong is kwaad en onrecht.”

Je wordt er somber van als je het leest. Is het dan zo erg gesteld met de goddelozen? Het antwoord is: Ja! In detail wordt ons verteld wat ze denken, er is geen God en wat ze vervolgens doen. Ze liegen en vloeken en bedriegen. Je kunt niet van ze op aan. Hun tong brengt misdaad voort!

De apostel Jacobus schrijft over de uitwerking van de tong o.a.: “Zo is ook de tong een klein lichaamsdeel, en roemt toch van grote dingen. Zie eens hoe een klein vuur een grote hoop hout aansteekt. Ook de tong is een vuur, een wereld van ongerechtigheid. Zo staat het met de tong onder onze lichaamsdelen. Ze bevlekt het hele lichaam, en zet onze levensloop vanaf het begin in vlam, en ze wordt zelf door de hel in vlam gezet. Want elke natuur, zowel van wilde dieren en vogels als van kruipende dieren en zeedieren, wordt getemd en is getemd door de menselijke natuur. Maar de tong kan geen mens temmen. Ze is een niet te bedwingen kwaad, vol dodelijk vergif.” (Jacobus 3:5-8)

In de tijd waarin we nu leven, is de macht van de tong ongekend groot. Op de televisie en via internet worden we bedolven onder nieuws. Daarbij wordt alles uitvergroot en wordt het nieuws gemanipuleerd.

 

Verder meegevoerd in de ellende van de goddeloze

“Hij ligt in een hinderlaag in de dorpen, op verborgen plaatsen doodt hij de onschuldige, zijn ogen loeren op de arme. Hij ligt in een hinderlaag op een verborgen plaats, zoals een leeuw in zijn schuilplaats; hij ligt in een hinderlaag om de ellendige te overvallen, hij overvalt de ellendige als hij hem in zijn net trekt. Hij duikt neer, hij bukt zich, en de arme valt in zijn sterke poten.”

In de psalm worden we steeds verder meegevoerd in de ellende van de goddeloze. Langs eenzame wegen: dat herinnert aan de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan ( Luk.10: 25-37)

Het is vandaag de dag al niet verstandig om op eenzame plaatsen je te begeven, maar dat was vroeger ook al het geval. Je bent weerloos als je wordt aangevallen. De goddelozen zijn meestal niet van die helden, ze slaan vaak in groepen toe. Rovers noemt de Here hen in het meervoud.

In de uitlegging van de gelijkenis valt het accent vaak op andere dingen, maar laten we nu we met psalm 10 bezig zijn, letten op de slechtheid van de rovers. Ze overvallen de man. Dat zou genoeg zijn voor de buit.Maar nee, ze trekken hem zijn kleren uit. Naakt en vernederd ligt daar de man. Maar het is nog niet genoeg. Ze mishandelen hem, zo erg dat hij voor bijna dood wordt achtergelaten. In onze psalm wordt het zo verwoord: de arme valt in zijn sterke poten.

 

“Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet het in eeuwigheid niet.”

Ook deze verzen kunnen naadloos worden gezien in het licht van bovengenoemde gelijkenis. De priester en de Leviet lopen er met een boog omheen. Ze denken bij zichzelf: God houdt zich afzijdig, ik ook. Ik wil niets zien. Hij wendt zijn ogen af.

 

Het wordt David te veel

“Sta op, HEERE God, hef Uw hand op, vergeet de ellendigen niet.”

Het wordt David te veel. Hij smeekt de HEERE om tussenbeide te komen.

Hij kan de ellende van de armen niet meer verdragen. De armen die geen helper schijnen te hebben.

David denkt geen ogenblijk dat God de armen is vergeten, maar in het geloof durft hij de rechtszaak van de armen te bepleiten bij de Here. Het lijkt vaak zo dat de Here de zaken maar op zijn beloop laat, vandaar dat de goddelozen ook zou gaan denken. Ze merken immers niets van God? Maar dan klinkt nu de bazuin van het geloof! Treedt op Here. En als de Here op gaat treden, met opgeheven hand, nou goddelozen berg je dan maar.

 

Het waarom van de HEERE

“Waarom lastert de goddeloze God? Waarom zegt hij in zijn hart: U zult geen rekenschap eisen?”

Hier worden we even stil gezet. Wij hebben vaak onze “waarom” vragen. Hier hebben we een heel andere “waarom” vraag. Hoe komt het toch dat de goddeloze dit denkt? Met de goddeloze wordt in dit verband de mens bedoeld die godsdienstig is en wellicht trouw alles doet wat hoort, maar in zijn hart geen rekening houdt met de aanwezigheid van God. Dat lijkt heel erg vreemd, en dat is het ook. Vandaar die vraag: Waarom denken ze dat toch? We komen hier bij iets fundamenteels in harten van mensen. Een soort twee sporen beleid. Enerzijds gelovig, anderzijds in de praktijk van het leven zonder God. En hier komen we als we eerlijk zijn tot een moeilijke gedachte: In hoeverre schuilt in mij een goddeloze? Hou ik in de praktijk van mijn leven in alle dingen rekening met God, als de Levende, die alles ziet en alles kent en alles weet?

 

U ziet het wél

“Ú ziet het wél, want U aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geeft; op Ú verlaat de arme zich, U bent geweest een Helper van de wees.”

Zijn we in detail op de hoogte gebracht van de werkwijze en gedachtewereld van de goddelozen, nu krijgen we een blik op de HEERE. Hoe is nu de Here? Allereerst dit: Hij is niet blind. Een uiterst merkwaardige uiting, wij zouden dit niet zo snel zeggen. Maar het is een antwoord op die merkwaardige gedachtegang van de goddelozen, die in feite denkt: God is blind. Maar de waarheid is, dat God alle ellende ziet. Maar ook alle verdriet. Niets ontgaat Hem.

In deze wereld waarin zo velen zijn die weerloos zijn , waarin door oorlogen zo velen wezen zijn, waar recht wordt verkracht en onrecht wordt bedreven, daar zegt David: Heere, de weerloze en de wezen, ze rekenen op U. Omdat U de enige bent die kan helpen en die wil helpen. En het antwoord dat direct volgt is dan ook: U reikt ze de hand. Inderdaad alleen U helpt hen. Zo is God. Een helper van de wees, een beschermer van de arme.

 

Het oordeel over de goddeloze is niet mals

“Breek de arm van de goddeloze en de kwaaddoener, eis rekenschap van hem over zijn goddeloosheid, tot U er niets meer van vindt. De HEERE is Koning, eeuwig en altijd; de heidenvolken zijn uit Zijn land verdwenen.”

 

En dan nu de goddelozen: Hun macht moet worden gebroken. Dat is de wens van de psalmdichter! Dat klinkt nogal heftig, en velen onder ons vinden dat oudtestamentische taal. In de genade tijd van nu klinkt de oproep nog steeds: Bekeer je goddeloze. Maar als er geen bekering volgt dan volgt wat anders: het oordeel. En dat oordeel over de goddelozen is niet mals: Laat niets van ze over. Hun macht wordt gebroken. De macht van de goddelozen wordt gebroken, dat geldt voor alle machthebbers op deze wereld, van klein tot groot. Het oordeel geldt ook voor de goddeloze volken die in dienst van de satan ten strijde trekken tegen het volk van het Verbond. Dat gaat nog dieper. Het raakt de oogappel van de Here Jezus, die de Koning is van Israël. “De heidenvolken zijn uit Zijn land verdwenen. “ Het land van wie is het? Het land is van de HEERE, Hij is koning. En die heidenvolken, die zullen het weten! En dat komt hier de belofte: de heidenvolken zijn uit Zijn land verdreven. Voor God is het al gebeurd. De overwinning van het Lam.

 

“U hebt de wens van de zachtmoedigen gehoord, HEERE, U zult hun hart versterken, Uw oor zal er acht op slaan om de wees en de verdrukte recht te doen. Dan zal een aardse sterveling voortaan geen geweld meer bedrijven.”

Wat staat daar een prachtige zin: U hebt de wens van de zachtmoedigen gehoord. De zachtmoedige gaat de HEERE aan het hart. Zo is de Here, zo totaal anders dan de goddelozen. De Rechtvaardige, Hij verschaft recht. Dat is een kenmerk van het wezen van God.In de ogen van de Here brandt liefde voor de wezen en de armen in het land.De Here ziet, de Here hoort, en de Here draagt ze in Zijn hart.

Dát is de werkelijkheid van Jezus Christus, onze Helper en Verlosser.

Psalm 4

Psalm 4   God de Vader zendt Jezus

 

“Als ik roep, verhoor mij, o God van mijn gerechtigheid!”

De uitroep van David is speciaal gericht. Het is geen algemene roep om hulp aan God, maar hij roept tot de God van mijn gerechtigheid. Het is een thema wat nog vele malen zal terugkeren in de psalmen. Rechtvaardig zijn, recht doen. Een diep besef dat de Here je goed zal doen als je rechtvaardig en ootmoedig voor en met Hem leeft.

 

Het is in het hart van God om ruimte te maken

“In de benauwdheid hebt U ruimte voor mij gemaakt.

Wees mij genadig en luister naar mijn gebed.”

 

David heeft in zijn leven heel wat benauwde momenten meegemaakt.

We lezen daar iets van in het boek Samuel

 

Verder zei David: De HEERE, Die mij uit de klauwen van de leeuw gered heeft en uit de klauwen van de beer, Die zal mij redden uit de hand van deze Filistijn. Toen zei Saul tegen David: Ga heen, de HEERE zij met je! “(1 Samuel 17:37)

 

Hij maakt ruimte zegt David. Het is niet zo dat in het verleden dat God wel eens deed, maar David spreekt in de tegenwoordige tijd. God maakt ruimte.

Het is namelijk het hart van God om ruimte te maken. Zeker als wij in benauwdheid tot Hem roepen. Het is zelfs zo, dat Hij zegt:” Als jullie het benauwd hebben, dan heb Ik het benauwd.” (Jesaja 63:9)

 

De houding van de bidder

We letten op de houding van de bidder! Wees mij genadig en hoor mijn gebed. Leven uit genade.

Tegenwoordig komen we ook de opvatting tegen dat we als gelovigen in Jezus Christus in Zijn naam zaken kunnen claimen. We hoeven het in feite niet meer te vragen, want het is ons allemaal al gegeven. We hoeven, ja moeten het nu gaan gebruiken. En wat gaan we gebruiken: De macht die aan ons in Hem is gegeven.

Het goede aan deze gedachte is, dat wij nu inderdaad mogen leven uit de overwinning die door Jezus is behaald. Wij zijn met Hem zegt Paulus

gekruisigd, gestorven en begraven en opgestaan Het soms beangstigende is, dat wij het gevaar gaan lopen onafhankelijk van God de Here te gaan opereren. Wij kunnen de autoriteit die we ontvangen hebben in Hem, gebruiken voor onze eigen gedachten van wat goed en noodzakelijk is in onze eigen ogen. Vergeten wordt dan het woord van de Here Jezus zelf, in het Johannes evangelie:

 

“Ik ben de ware Wijnstok en Mijn Vader is de Wijngaardenier. Elke rank die in Mij geen vrucht draagt, neemt Hij weg; en elke rank die vrucht draagt, reinigt Hij, opdat zij meer vrucht draagt. U bent al rein vanwege het woord dat Ik tot u gesproken heb.

Blijf in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet in de wijnstok blijft, zo ook u niet, als u niet in Mij blijft. Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen. Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij buitengeworpen zoals de rank, en verdort, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand. Als u in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, vraag wat u maar wilt en het zal u ten deel vallen. Hierin wordt Mijn Vader verheerlijkt, dat u veel vrucht draagt en Mijn discipelen bent.”(Johannes 15:1-8)

 

David, de man die zo dicht bij de Here leefde leert ons te zien dat we altijd, ja altijd naar God moeten toegaan vanuit een houding van diepe afhankelijkheid van Hem. Hij is immers de Schepper, wij schepselen.

 

Eer

“Aanzienlijken, hoelang zult u mijn eer te schande maken?

Hoelang zult u het lege liefhebben, de leugen zoeken? Sela”

 

Wat David hier meemaakt is dat zijn eer op het spel staat. David de rechtvaardige, die terecht de aanvallen van de tegenstanders ervaart als het vertrappen van zijn eer. Er zit iets van vertwijfeling in de uitroep van David. Hoe is het mogelijk dat jullie zo handelen? Hij ontmaskert de tegenstanders als mensen die ijdelheid liefhebben. Als we verder in de geschiedenis gaan, zien we de Here Jezus staan voor de leidslieden van Israël. De Rechtvaardige tegenover de leiders van het volk. En dan klinkt deze vraag des te dieper: Hoelang is Mijn eer tot versmading? Hoelang hebben jullie ijdelheid lief, hebben jullie de leugen lief? Je voelt in deze vraag het intense verdriet over het vertrappen van de waarheid en het gaan in de leugen.

 

Wie is de gunsteling?

“Weet toch: de HEERE heeft Zich een gunsteling afgezonderd;

de HEERE hoort als ik tot Hem roep.”

 

De schijnwerper richten we eerst op David, de gunstgenoot van de HEERE. David weet zich de gezalfde, de geroepene van de Here. En ook wij , als gemeente van Jezus Christus, weten ons gunstgenoten. De Here noemt ons zijn vrienden. Dan kunnen we met David ook vrijmoedig uitroepen: De Here hoort als ik tot Hem roep.

In dit vers zit echter een diepere zin. De gunstgenoot heeft betrekking op de Here Jezus zelf. Hij is De Gunstgenoot en het hele leven op aarde van onze Here is een bewijs geweest van deze woorden:” De Here hoort als ik tot Hem roep.” En zelfs op het toppunt van Zijn lijden wist hij: De Here hoort mij. Bij Hem is het horen, een uiting van een enorme bewogenheid met ons levenslot.

 

Omgaan met woede

“Wees ontzet, maar zondig niet; spreek in uw hart wanneer u op uw slaapplaats ligt, en wees stil. Sela”

 

Je mag ontzet zijn. Een heel bijzondere uitspraak, je mag toornig zijn, maar daarbij moet je niet zondigen. Deze wijze les is voor ons allemaal, ga met al je toorn naar de Here toe. Hij heeft gezegd: Mij komt de wrake toe, Ik zal het vergelden. Zoals altijd moeten we letten hoe de Here Jezus tijdens Zijn leven op aarde er mee om ging. Een sprekend voorbeeld heeft gegeven tijdens de reiniging van de tempel.

Er zijn natuurlijk nog veel meer gelegenheden waarin Jezus boos was ten opzichte van zijn vijanden. De Here God is toornig over de zonde, de zonde die zijn doel mist. Het doel is de Here God zelf. Hij is vol van liefde en waarheid. Ziet u ook dat nadat hij de tempel in toorn had gereinigd, hij vervolgens blinden en verlamden genas?

In onze woede, die terecht kan zijn, zal de leidraad altijd moeten zijn dat er in ons spreken en handelen liefde zal blijken. Die liefde kan soms ook bestaan in het zwijgen. Soms spreekt het zwijgen meer, dan het spreken.

In de Efeze brief komt de apostel Paulus met de volgende uitspraak:

 

“Maar u hebt Christus zo niet leren kennen, als u Hem tenminste gehoord hebt en door Hem bent onderwezen, zoals de waarheid in Jezus is,  namelijk dat u, wat betreft de vroegere levenswandel, de oude mens aflegt, die te gronde gaat door de misleidende begeerten,  en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken, en u bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid.

Leg daarom de leugen af  en spreek de waarheid, ieder tegen zijn naaste; wij zijn immers leden van elkaar. Word boos, maar zondig niet; laat de zon niet ondergaan over uw boosheid.” (Efeze 4:20-26)

 

“Breng offers van gerechtigheid en vertrouw op de HEERE.”

 

De gelovigen worden opgeroepen offers te brengen naar de eis van het verbond. Er is een diepe relatie met het brengen van de offers en het vertrouwen op de Here. En houd de liefdadigheid en de onderlinge solidariteit in ere, want dat zijn offers waarin God behagen schept., zegt de apostel. In het oude testament  werden er offers gebracht voor de zonden van het volk. Dat is het uiterlijk teken. Maar het moet uitwerken in je leven en in je relatie met God. De offerdienst is er nog steeds, maar wel anders. Heel ons leven moet nu een lofoffer zijn voor de Here.

 

God lof offeren houdt in dat je op Hem je vertrouwen stelt. Dat is ons niet eigen. We vertrouwen vaak meer op ons zelf. En goed beschouwd is dat heel vreemd. We weten dat we zelf zeer zondige mensen zijn, klein en nietig, en toch is er een zekere achterdocht om de  almachtige Here te vertrouwen. Het is goed ons dat te realiseren en dat in onze relatie met God ook te zeggen. Here ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp.

 

 “Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien?

Verhef over ons het licht van Uw aangezicht, HEERE!”

 

We komen de “velen” tegen. En wat zeggen de “velen’? “Wie zal ons het goede doen zien?” Een vreemde vraag. Weten zij het dan niet, dat er maar ÉEN ons het goede kan doen zien. Je staat toch elke keer weer verwonderd, dat mensen zo vaak hun heil bij zichzelf zoeken, en niet bij de HEERE.

 

Heeft Jezus het licht van Zijn Vader laten zien?

 

Bij de vraag : Wie zal ons het goede doen zien, kunnen wij ook antwoorden: De Here Jezus heeft ons het goede doen zien. Hij heeft laten zien wat er in het Vaderhart is. Blinden gaf Hij het gezicht, doven konden weer horen, zij die gevangen waren door demonen werden bevrijd, lammen konden weer lopen. En zonden werden vergeven! Jezus is het Licht.

 

 “U hebt mij meer blijdschap in het hart gegeven

dan ten tijde dat zij hun koren en hun nieuwe wijn in overvloed hadden.”

 

Bij deze woorden denken we ook aan het Spreukenboek, waar de zin van het leven wordt uitgelegd. Waar zijn we naar op zoek in het leven?

Naar geweldige rijkdom, een leven in luxe, een zorgeloos bestaan? Lijkt u dat niet wat? Het Zwitserleven gevoel, genieten van al het goede dat God ons geeft? Het is een verlangen wat bij de meeste van ons toch wel wat losmaakt. Misschien is het wel een ingeschapen verlangen. De Here God heeft ons geschapen met het vermogen om te genieten van al het goede wat Hij heeft gemaakt. We mogen ook denken aan de geweldige rijkdom die God aan Job gaf. En niet te vergeten Abraham, Izaäk en Jacob. En toen het volk bevrijdt werd uit de slavernij van Egypte beloofde Jahweh een land overvloeiende van melk en honig.

 

Wat David hier laat zien, is het geheim van zijn leven. Het gaat David om de Here zelf. En zo mogen we kijken naar de dingen van het leven.

Als we jagen naar de “mooie” dingen in het leven, een prachtige boot, een schitterend huis, maar we zien dit los van God, dan heeft het geen enkele waarde. Het moet in een christenleven om de Here zelf gaan!

Om Zijn liefde, Zijn genade, Zijn trouw, Zijn barmhartigheid.

En we denken aan onze Heiland, die werkelijk alles had in de hemel, maar die grote heerlijkheid prijsgaf om als mens onder ons te leven. En dat ook nog eens in armoede, zoals wij dat in onze rijke westerse wereld geeneens meer kennen.

 

“De vossen hebben holen, en de vogels in de lucht nesten, maar de Zoon des mensen heeft niets waarop Hij het hoofd kan neerleggen.” (Mattheus 8:20)

 

En toch is dit Schriftwoord heerlijk vervuld in de Here Jezus: U hebt Mij meer vreugde gegeven, dan toen hun koren en most overvloedig waren.

Koren en most zien op materiële  rijkdom, maar ook op eer en status! Maar als we ons richten op God, dan zijn we pas echt rijk. De zegen van de Here, die maakt rijk.

 

Veilig wonen

“In vrede zal ik gaan liggen en weldra slapen,

want U alleen, HEERE, doet mij veilig wonen”

 

David spreekt van een totale overgave van zijn ziel in de handen van de Here. Later zegt Paulus: “Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?” De Here Jezus zegt: “Zonder Mij kunt u niets doen. Die vrede te kennen geeft een mens de ware rust, want wat er ook gebeurt, de Here doet mij veilig wonen. De Vredevorst, Hem zij alle eer en glorie!”

Psalm 3: Loslaten

Laat de dingen los

“ Ik lag neer en sliep, ik ontwaakte, want de HEERE ondersteunde mij.”

 

Laat los en u zult losgelaten worden, zegt de Here Jezus in het evangelie.

Hier zien we dat David dat toepast. En wat een uitwerking! David kan rustig gaan liggen en slapen. Toen hij wakker werd voelde hij zich als herboren. Want de Here heeft David onder Zijn hoede. De goede Herder, die zorgt!

 

We zien hier voor ons zelf, bij alle problemen die we kunnen tegenkomen, en waar we slapeloze nachten van kunnen hebben, wat de remedie is: Leg al je zorgen op Hem, want Hij zorgt voor U. Die les is eenvoudig, gewoon doen!

 

Slapen

Ik lag neer en sliep. Doet U het niet denken aan de geschiedenis van de storm op het meer van Galilea?

 

“En toen Hij aan boord van het schip gegaan was, volgden Zijn discipelen Hem. En zie, er ontstond een grote onstuimigheid in de zee, zodat het schip door de golven bedekt werd; maar Hij sliep. En Zijn discipelen kwamen bij Hem, wekten Hem en zeiden: ‘Heere, red ons, wij vergaan!’ En Hij zei tegen hen: ‘Waarom bent u angstig, kleingelovigen?’ Toen stond Hij op en bestrafte de winden en de zee, en er kwam een grote stilte. De mensen verwonderden zich en zeiden: ‘Wat voor Iemand is Dit, dat zelfs de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn’” (Mattheus 8:23-27)

Psalm 2: Waarom woeden de volken?

Uit het feit dat psalm 2 maar liefst 15 keer wordt geciteerd in het nieuwe testament kunnen we zonder meer concluderen, dat deze psalm erg belangrijk is.
De psalm laat ons zien hoe God denkt over het voornemen van de volken, wat de motieven zijn van die volken en hoe belachelijk hun voornemen is.
De psalm laat ook duidelijk zien dat God koning is over Sion, het laat het plan zien van God om Zijn Zoon naar de aarde te sturen ter verlossing. Hij is de sleutel tot behoud. De volken worden opgeroepen Hem te volgen. De oproep is niet vrijblijvend, want zeer licht ontbrandt zijn toorn.
Maar voor de gelovigen is er de zalige hoop bij hem te schuilen.
De centrale boodschap is dat God regeert, Hij alleen.
Het Goddelijk waarom?
“Waarom woeden de heidenvolken en bedenken de volken wat zonder inhoud is?”
De psalm begint met een vraag: Waarom? Nu is het meestal zo, dat wij naar God toe beginnen met vragen te stellen. Waarom doet u dit, waarom doet u dat niet? Ziet U het wel? Hoort U het wel?
Maar hier zijn de rollen omgedraaid. God is koning, Hij stelt de vragen en niet andersom.
In eerste instantie Israël
Toen deze psalm werd gedicht, betrof de situatietekening allereerst Israël. Vers twee kan ook vertaald worden met: De koningen van het land. De gezalfde kan dan in eerste instantie betrekking hebben op David, de gezalfde van de HEERE.
En verder in de geschiedenis kunnen we herhalingen zien, bij latere koningen, die godvrezend waren, en vervolgens belaagd werden door vijanden.
Maar uiteindelijk gaat het om de Gezalfde met een hoofdletter, de Messias, de beloofde Zoon van Israël, de Koning van Israël, de Zoon van God.

Psalm 1: De weg met en zonder Jezus

Psalm 1   De weg met Jezus en de weg zonder Jezus
 “Welzalig de man die niet wandelt in de raad van de goddelozen,
die niet staat op de weg van de zondaars, die niet zit op de zetel van de spotters,  maar die zijn vreugde vindt in de wet van de HEERE en Zijn wet dag en nacht overdenkt. Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, waarvan het blad niet afvalt; al wat hij doet, zal goed gelukken.
 Maar zo zijn de goddelozen niet: die zijn juist als het kaf, dat de wind wegblaast. Daarom blijven de goddelozen niet staande in het gericht, de zondaars niet in de gemeenschap van de rechtvaardigen. Want de HEERE kent de weg van de rechtvaardigen, maar de weg van de goddelozen zal vergaan.”
Deze eerste psalm begint met een zaligspreking. Welzalig ben je als je niet bij de goddelozen, de zondaars en de spotters bent in te delen.
Roept dat bij U een gevoel van onbehagen op?
De psalmist wil juist laten zien hoe heilzaam Gods geboden zijn.
En hij wil ook aangeven, wat de diepere zin van het leven is.
We denken bij het woord welzalig bijna automatisch aan de zaligsprekingen van onze Heiland. Jezus begint daar  met dezelfde woorden: zalig, te feliciteren. Ik wil u in gedachten meenemen naar de berg waar Jezus die beroemde rede uitsprak, wat voor zowel gelovigen als ongelovigen een geweldige bron van inspiratie was en is.
“Toen Jezus de menigte zag, ging Hij de berg op, en nadat Hij was gaan zitten, kwamen Zijn discipelen bij Hem. En Hij opende Zijn mond en onderwees hen. Hij zei:
‘Zalig zijn de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.
Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden.
Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.
Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
Zalig zijn de barmhartigen, want aan hen zal barmhartigheid bewezen worden.
Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien.
Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden.
Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.
Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij.
Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn.’” (Mattheus 5:1-12)