Psalm 21; een gouden kroon voor Jezus

Psalm 21   Een gouden kroon voor Jezus
“Een psalm van David, voor de koorleider.
HEERE, de koning verblijdt zich over Uw macht. Hoezeer is hij verheugd over Uw heil! De wens van zijn hart hebt U hem gegeven; het verzoek van zijn lippen hebt U hem niet onthouden. Sela
Want U komt hem tegemoet met rijke zegeningen; op zijn hoofd zet U een kroon van zuiver goud. Leven heeft hij van U verlangd en U hebt het hem gegeven, lengte van dagen, eeuwig en altijd. Groot is zijn eer dankzij Uw heil, met majesteit en glorie hebt U hem bekleed. Want U stelt hem voor eeuwig tot grote zegen, U verheugt hem met blijdschap, met Uw aangezicht.
Want de koning vertrouwt op de HEERE; door de goedertierenheid van de Allerhoogste wankelt hij niet.
Uw hand zal al Uw vijanden vinden, Uw rechterhand zal hen die U haten, vinden. U zult hen als een vurige oven maken, ten tijde dat U Uw aangezicht laat zien. De HEERE zal hen in Zijn toorn verslinden, het vuur zal hen verteren. U zult hun vrucht wegdoen van de aarde, hun nageslacht onder de mensenkinderen. Want zij hebben kwaad tegen U beraamd; zij hebben een listig plan bedacht, maar zijn tot niets in staat. Want U zult hen tot een doelwit maken, met Uw boog  zult U op hun gezicht richten. Verhef U, HEERE, in Uw macht; dan zullen wij zingen en Uw macht met psalmen loven.”
Deze psalm kan gezien worden als een danklied van David, die de beschermende en zegenende hand van de HEERE , in zijn eigen leven ziet.
Er is een heenwijzen naar de grote Koning van Israël, de Messias.
In de bespreking van deze psalm zal de aandacht vooral naar het laatste uitgaan.
Deze psalm is  een voorbode van de grote lijdenspsalm 22.
In Psalm 21 valt de nadruk op de overwinning en sluit aan bij het tweede gedeelte van psalm 22 die over de overwinning spreekt.
David is blij met de macht van de HEERE
“HEERE, de koning verblijdt zich over Uw macht. Hoezeer is hij verheugd over Uw heil!”
David kan getuigen hoe blij hij is met de leiding van de Here in zijn persoonlijk leven. Nog specifieker gezegd, met de macht van de Here. Dat is geloofstaal, want David heeft heel wat hachelijke momenten meegemaakt, waarin het leek of God zich afzijdig hield. David heeft in zijn leven moeten wachten.
Maar dat sterke en krachtige geloof wat kenmerkend is voor David heeft hem niet in de steek gelaten. David spreekt hier nadrukkelijk als koning van Israël, door God zelf gezalfd, die zo dankbaar is dat Hij verlost.
De Here is immers de Heilige van Israël.
Emotie
David juicht over Gods daden. David is een emotioneel mens die ontroert raakt over de goedheid van de HEERE. Die eeuwig trouwe God.
Als we de woorden betrekken op de Zoon van David, dan wordt de tekst nog rijker. De Messias, hoe blij is Hij wel niet met de macht van Zijn Vader.
Hoe oprecht is Zijn juichen over het heil van Zijn Vader.

Psalm 20: Schepping en Wet komen uit het hart van God

Psalm 20   Schepping en Wet komen voort uit het hart van God
“Een psalm van David, voor de koorleider.
Moge de HEERE u verhoren in de dag van benauwdheid, de Naam van de God van Jakob u in een veilige vesting zetten. Moge Hij u hulp zenden uit het heiligdom en u ondersteunen uit Sion. Moge Hij aan al uw graanoffers denken en uw brandoffer tot as verteren. Sela
Moge Hij u overeenkomstig de wens van uw hart geven en al uw voornemens in vervulling doen gaan.
Wij zullen juichen over uw heil en de vaandels opheffen in de Naam van onze God. Moge de HEERE al uw verlangens vervullen. Nu weet ik dat de HEERE Zijn gezalfde verlost! Hij zal hem verhoren uit Zijn heilige hemel,
met machtige daden van heil door Zijn rechterhand. Dezen vertrouwen op strijdwagens en die op paarden, maar wíj zullen de Naam van de HEERE, onze God in herinnering roepen. Zij kromden zich en vielen, maar wíj zijn opgestaan en staande gebleven. HEERE, verlos; moge die Koning ons verhoren op de dag dat wij roepen.”
De psalm is een psalm van koning David voor het volk Israël. Hij, de God van Israël, wil Zijn volk leiden, beschermen, zegenen en de overwinning geven over al de vijanden. Ook in deze psalm de schijnwerper op de gezalfde van de Here, de Zoon van David. De relatie tussen zegen en vloek wordt belicht. De zegen en bescherming is er voor wie Hem ernstig zoeken, wie de Naam aanroept in geloof.  Vooral in dagen van benauwdheid.
Voor ons gelden deze beloften ook, omdat wij als gemeente van Christus mogen delen in de belofte. Hij geeft ons de overwinning in de overwinning van het Lam, die als een brandoffer geofferd is, waarbij al onze zonden volkomen zijn verbrand.
De HEERE is een hoorder van het gebed
“Moge de HEERE u verhoren in de dag van benauwdheid, de Naam van de God van Jakob u in een veilige vesting zetten.”
De Here is een hoorder van het gebed. Dit vers is in het bijzonder een bemoediging voor het hele volk van Israël door de tijden heen. Er zijn zeer vele dagen van benauwdheid geweest. Die benauwdheid waarin het volk verkeerde was vaak de eigen schuld van het volk en een straf van de HEERE omdat zij afgeweken waren en afgoden dienden, of hun vertrouwen stelden op andere bondgenoten, in plaats van de HEERE. In het boek Richteren zien we vele voorbeelden hiervan. Als het volk de Naam aanriep in dagen van de benauwdheid dan hoorde God.
Hoe simpel is het geloof
Hoe simpel is het geloof: Als je weet dat de Almachtige God, die zich noemt de God van Jacob, je helper is en voor je strijdt, hoe dwaas is het dan daar niet op te vertrouwen en je eigen plannen te maken. En toch is dat het trieste refrein van Israël tot op de huidige dag. Met God is Israël onaantastbaar, zonder God zijn ze nergens. En in ons persoonlijk leven is het precies eender. met God is ons leven een feest, zonder God is ons leven een drama.

Psalm 19: De bruidegom Jezus is vrolijk als een held

Psalm 19   De bruidegom is vrolijk als een held
“Een psalm van David, voor de koorleider. De hemel vertelt Gods eer, het gewelf verkondigt het werk van Zijn handen.
De ene dag spreekt overvloedig tot de andere, de ene nacht geeft kennis door aan de andere. Geen spreken is er, geen woorden zijn er, hun stem wordt niet gehoord. Hun richtlijn gaat uit over heel de aarde, hun boodschap tot aan het einde van de wereld.
Hij heeft daar een tent opgezet voor de zon. En die is als een bruidegom, die zijn slaapkamer uit gaat; hij is vrolijk als een held om snel het pad te lopen. Aan het ene einde van de hemel is zijn opgang, zijn omloop is tot het andere einde; niets is verborgen voor zijn zonnegloed.
De wet van de HEERE is volmaakt, zij bekeert de ziel; de getuigenis van de HEERE is betrouwbaar, zij geeft de eenvoudige wijsheid. De bevelen van de HEERE zijn recht, zij verblijden het hart; het gebod van de HEERE is zuiver, het verlicht de ogen. De vreze des HEEREN is rein, zij houdt voor eeuwig stand; de bepalingen van de HEERE zijn waarachtig, met elkaar zijn zij rechtvaardig. Zij zijn begerenswaardiger dan goud, ja, dan veel zuiver goud; en zoeter dan honing en honingzeem uit de raat. Ook wordt Uw dienaar daardoor gewaarschuwd, in het houden ervan ligt groot loon.
Wie zou al zijn afdwalingen opmerken? Reinig mij van verborgen afdwalingen. Weerhoud Uw dienaar ook van hoogmoed. Laat die over mij niet heersen; dan zal ik oprecht zijn en vrij van grote overtreding.  Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! “
Deze psalm is een soort preek, te verdelen in twee hoofdpunten, namelijk het woordeloze spreken van de dag en de nacht en punt twee de schitterende uitwerking van de wet.
In deze psalm valt op dat de dichter eerst begint bij de grote werken van God en Zijn rechtvaardige verordeningen en daarna pas zijn eigen leven in beeld brengt. Dat is een goede methode, maar niet de enige. In andere psalmen wordt immers weer een geheel andere methode gevolgd. De hartsgesteldheid van de dichter speelt vaak een beslissende rol. Is hij in diepe nood dan begint hij vaak met zijn nood te vertellen aan God en eindigt de psalm met het vertrouwen uit te spreken naar God toe.
De Almachtige heeft in de hele schepping iets van Zichzelf gelegd
“De hemel vertelt Gods eer, het gewelf verkondigt het werk van Zijn handen.
De ene dag spreekt overvloedig tot de andere, de ene nacht geeft kennis door aan de andere. Geen spreken is er, geen woorden zijn er, hun stem wordt niet gehoord. Hun richtlijn gaat uit over heel de aarde, hun boodschap tot aan het einde van de wereld. Hij heeft daar een tent opgezet voor de zon”
Het begint met Gods eer. Nadrukkelijk wordt dit als eerste genoemd. Dat is wel iets om stil bij te staan.Er wordt iets verteld aan ons zonder woorden, en wat er wordt verteld is Gods eer. Wat is dan Gods eer? Dat is toch allereerst zijn schepping, bezien vanuit ons gezichtsveld.
Daarom gaan we eerst terug naar Genesis, het begin van de Bijbel.
En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was goed, zelfs zeer goed.
Het bijzondere van de schepping en de reden dat het zeer goed was, is dat God in alle dingen iets van Zichzelf heeft ingelegd. In de psalm zal de zon worden belicht en ook daarin zien we iets van de grootheid van de Here.
Maar ook in het kleine soms voor de mens nauwelijks waarneembare zit Gods wijsheid en schoonheid verborgen. De dieren van het veld, de vissen in de zee, het zijn allemaal facetten van de veelkleurige wijsheid van God.
Zelfs na de zondeval is de schepping nog zo mooi!
Als wij genieten van het mooie dat God maakt, eren wij onze Schepper, die dit alles heeft geschapen. Wanneer wij over deze dingen nadenken, over het woordeloze verhaal dan worden we stil van verwondering. Wij ervaren Zijn goedheid als we in de lente alles weer zien uitspruiten, alles wordt weer nieuw. Het is een woordeloos getuigenis van de trouw van God aan Zijn schepping. Hij laat het werk van Zijn handen niet los.

Psalm 18: De HEERE laat het donderen in de hemel

Psalm 18   De HEERE laat het donderen in de hemel
Je raakt diep onder de indruk van de kracht van deze psalm.
De grootheid en de macht van de HEERE, die zoveel machtiger is dan wij vaak beleven. Natuurlijk weten we dat God de almachtige is, maar hoe vaak houden we er nadrukkelijk rekening mee in ons persoonlijk leven?
Ook vinden we in deze psalm sterke verwijzingen naar het lijden op Golgotha. Zoals in zoveel psalmen gaat de reikwijdte veel verder en dieper dan het persoonlijke leven van David.
In welke periode van het leven van David we deze psalm moeten plaatsen is
niet geheel duidelijk, maar wel is helder dat David hier terug kijkt op zijn leven, en concludeert dat God hem verlost heeft , niet alleen van Saul, maar van al zijn vijanden.
Geloofsbeleving
“Voor de koorleider, een psalm van de dienaar van de HEERE, van David, die de woorden van dit lied tot de HEERE gesproken heeft, op de dag waarop de HEERE hem gered had uit de hand van al zijn vijanden en uit de hand van Saul  Hij zei: Ik heb U hartelijk lief, HEERE, mijn sterkte. De  HEERE is mijn rots en mijn burcht en mijn Bevrijder, mijn God, mijn rots, tot Wie ik de toevlucht neem, mijn schild en de hoorn van mijn heil, mijn veilige vesting.”
David houdt veel van de HEERE, dat blijkt wel heel sterk uit deze opsomming van vooral geborgenheid. Geloofsbeleving, de HEERE kennen, weten wie Hij is. Als we David zijn leven samenvatten, dan is dat deze zin: Ik heb u hartelijk lief. Daarin is geen ijdelheid, dat is geen najagen van wind, dat is de zin en betekenis van een christenen leven : Ik heb u hartelijk lief.
De rots geeft vaste grond onder je voeten, de burcht moet je binnen gaan, de bevrijder vecht onze strijd, je schuilt bij iemand die je ten volle vertrouwt.
“Ik riep de HEERE aan, Die te prijzen is, en werd verlost van mijn vijanden. Banden van de dood hadden mij omvangen, beken van verderf joegen mij angst aan. Banden van het graf omringden mij, valstrikken van de dood bedreigden mij. In mijn nood riep ik de HEERE aan, ik riep tot mijn God;
Hij hoorde mijn stem vanuit Zijn paleis, mijn hulpgeroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren.”
Hier komen we in de psalm naast de strijd van David en zijn benauwdheid en de overwinning uit bij de Here Jezus in zijn strijd tegen zijn vijanden, die zich vooral in de geestelijke wereld bevonden en die mensen gebruikte om Hem aan te vallen.
Vooral de laatste drie jaar van zijn leven op aarde werd Jezus onafgebroken aangevallen, beginnende bij de verzoekingen in de woestijn. We lezen van onze Heiland dat Hij gewoon was veel te bidden, vooral ’s nachts.
Banden van de dood hadden Jezus omvangen en stromen van verderf hadden Hem overvallen.

Psalm 17: Je bent Gods oogappel

Psalm 17   Bewaar mij als Uw oogappel!
“Een gebed van David. HEERE, luister naar mijn rechtvaardige zaak, sla acht op mijn roepen, neem mijn gebed ter ore, met onbedrieglijke lippen gesproken. Laat van Uw aangezicht mijn recht uitgaan, laat Uw ogen zien wat billijk is.
U hebt mijn hart beproefd, het ’s nachts doorzocht, U hebt mij getoetst, U vindt niets. Wat ik ook moge denken, het komt mij niet uit de mond. Wat de daden van de mens betreft, ík ben overeenkomstig het woord van Uw lippen op mijn hoede geweest voor de paden van de gewelddadige. Ik hield mijn schreden in Uw sporen, zodat mijn voetstappen niet zouden wankelen.  Ík roep U aan, omdat U mij verhoort, o God;  neig Uw oor tot mij, luister naar mijn woorden.
Toon de wonderen van Uw goedertierenheid, U, Die hen verlost die tot U de toevlucht nemen, van hen die tegen Uw rechterhand opstaan.
Bewaar mij als Uw oogappel, verberg mij onder de schaduw van Uw vleugels voor de goddelozen die mij verwoesten, voor mijn doodsvijanden, die mij omsingelen. Met hun vet hebben zij hun hart afgesloten, met hun mond hebben zij trotse taal gesproken.  Zij omringen nu onze stappen, zij loeren op ons, door zich ter aarde neer te buigen. Hij is als een leeuw die ernaar verlangt te verscheuren, als een jonge leeuw die op verborgen plaatsen zit.  Sta op, HEERE, treed hem tegemoet, vel hem neer; bevrijd mijn ziel met Uw zwaard van de goddeloze, bevrijd mij met Uw hand van de mannen, HEERE, van de mannen van de wereld,
die hun deel hebben in dít leven. U vult hun buik met Uw verborgen schatten; hun kinderen worden verzadigd en laten hun overschot na aan hún kinderen.
Ik echter zal in gerechtigheid Uw aangezicht aanschouwen; ik zal, wanneer ik ontwaak, verzadigd worden met Uw beeld. “
De psalm staat weer in het kader van de strijd tussen goddelozen en David. De HEERE wordt om uitspraak gevraagd, David vertrouwd zich toe aan Zijn wijze raad. Hij pleit op zijn eigen gerechtigheid in deze zaak en beschuldigt zijn tegenstanders van onrecht en verdorvenheid.
Gods volk wordt in de psalm genoemd: Zijn oogappel. Een prachtig beeld hoe geweldig groot de liefde is voor Zijn volk en wat een wonder van genade dat ook wij daar bij mogen horen, ingelijfd in de saprijke olijfboom.
De psalm eindigt magistraal: Ik echter zal in gerechtigheid Uw aangezicht aanschouwen; ik zal, wanneer ik ontwaak, verzadigd worden met Uw beeld.
Maar in deze psalm is het ook spannend: de leeuw die ernaar verlangt te verscheuren. Gaat u mee, de psalm nader te bekijken?
“Een gebed van David. HEERE, luister naar mijn rechtvaardige zaak,
sla acht op mijn roepen, neem mijn gebed ter ore, met onbedrieglijke lippen gesproken. Laat van Uw aangezicht mijn recht uitgaan, laat Uw ogen zien wat billijk is.”
Het is veelzeggend dat David begint met smeken. ( zie de vertaling NBG)
Als we ons inleven in de situatie dan kunnen we direct concluderen hoe David worstelt in zijn geloof. We zien hier niet iemand die onbekommerd leeft. Nee, David zit er midden in. Hij kan het onrecht niet verdragen, hij kan niet aanzien hoe de goddelozen schijnbaar aan het langste eind trekken.
Hij smeekt God om een uitspraak.
David spreekt tot God op een manier die wij niet zo snel zouden doen. Luister aandachtig, ik roep u aan! We moeten dit niet zien als brutaal, alsof God nu eens goed moet gaan opletten als David spreekt, maar als een schreeuw om recht en die schreeuw wordt gericht op de levende God.
David legt zijn ziel bloot voor de levende God die harten en nieren onderzoekt.

Psalm 16: God dienen vanuit de vreugde

Psalm 16   Een vloedgolf van vreugde
“Een gouden kleinood van David. Bewaar mij, o God, want ik heb tot U de toevlucht genomen. Mijn ziel, u hebt tegen de HEERE gezegd: U bent de Heere; mijn goedheid is niet voor U, maar voor de heiligen die op de aarde zijn, en de machtigen, in wie ik al mijn vreugde vind.  Groot wordt het leed van hen die andere goden geschenken geven;  ik echter giet geen plengoffers van bloed voor ze uit  en neem de namen ervan niet op mijn lippen.
De HEERE is mijn enig deel en mijn beker. U onderhoudt wat het lot mij toewees. De meetsnoeren zijn voor mij in lieflijke plaatsen gevallen,
ja, een prachtig erfelijk bezit heb ik gekregen. Ik loof de HEERE, Die mij raad heeft gegeven; zelfs ’s nachts onderwijzen mij mijn nieren. Ik stel mij de HEERE voortdurend voor ogen; omdat Hij aan mijn rechterhand is, wankel ik niet. Daarom is mijn hart verblijd en mijn eer verheugt zich, ook zal mijn lichaam veilig wonen. Want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten, U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet. U maakt mij het pad ten leven bekend; overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht, lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd.”
Een profetische psalm die door de apostel Petrus aangehaald in de beroemde toespraak in Handelingen 2:25-37. Het is een troostrijke psalm die eindigt in een overvloed van blijdschap en lieflijkheid. Gaat u met me mee deze psalm nader te bekijken?
Thuis bij de HEERE
“Een gouden kleinood van David. Bewaar mij, o God, want ik heb tot U de toevlucht genomen. Mijn ziel, u hebt tegen de HEERE gezegd: U bent de Heere; mijn goedheid is niet voor U.”
De psalmdichter begint direct met uit te spreken dat hij de bewaring van zijn leven en de bewaring van zijn ziel bij God wil zoeken. Hij voelt zich veilig en thuis bij de Here. Het moet een bewuste keuze zijn om de Here te volgen.
Die keuze moet ook met ons verstand gemaakt worden. Wij moeten eerlijk onder ogen zien of wij zonder God gelukkig willen en kunnen zijn. Als wij terug gaan naar onze schepping, dan zijn we zo geschapen dat we vriendelijk en zachtmoedig zijn, vol van geloof in het goede.
Keuze uit verlangen
Dat verlangen naar liefde en goedheid en trouw, waarmee we geschapen zijn, dat vuur moet worden aangewakkerd in ons leven. En wie anders dan de Heilige Geest kan dat vuur aanblazen. En als wij in ons eigen leven ervaren dat we in vuur en vlam staan voor Gods Woord dat is dat de Heilige Geest die in ons, Zijn werk doet.
Als David belijdt dat hij geen goed buiten de Here heeft, dat gaat dat heel ver. Paulus komt hier later in zijn brieven op terug in de brief aan de Filippenzen:
“Maar wat voor mij winst was, dat heb ik om Christus’ wil als schade beschouwd. Ja, beslist, ik beschouw ook alles als schade  vanwege de voortreffelijkheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heere, om Wie ik dat alles als schade ervaren heb. En ik beschouw het als vuiligheid, opdat ik Christus mag winnen, en in Hem gevonden word, niet met mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof in Christus is, namelijk de rechtvaardigheid uit God door middel van het geloof;
opdat ik Hem mag kennen, en de kracht van Zijn opstanding  en de gemeenschap met Zijn lijden, doordat ik aan Zijn dood gelijkvormig word,
om hoe dan ook te komen tot de opstanding van de doden.”  (Fillipenzen 3:7-10)

Psalm 15: Wie mag wonen bij de HEERE?

Psalm 15   Wie mag wonen bij de Here?

 

“Een psalm van David. HEERE, wie zal verblijven in Uw tent? Wie zal wonen op Uw heilige berg? Hij die oprecht wandelt en gerechtigheid beoefent, die met zijn hart de waarheid spreekt.  Die met zijn tong niet lastert, zijn vrienden geen kwaad doet en geen smaad jegens zijn naaste op de lippen neemt.  In zijn ogen is de verworpene veracht, maar wie de HEERE vrezen, eert hij. Heeft hij gezworen tot zijn schade, zijn eed verandert hij evenwel niet. Zijn geld leent hij niet uit tegen rente,

een geschenk ten nadele van de onschuldige aanvaardt hij niet. Wie deze dingen doet, zal niet wankelen, voor eeuwig.”

 

De psalm begint met vragen te stellen. Wie mag verkeren in uw tent? Alleen een gastvriend mag verkeren in de tent. Dat is iemand die een nauwe band heeft met zijn gastheer. Een hele bijzondere positie. De tent, doet denken aan de ark en niemand mocht daar verkeren. Alleen degene die onberispelijk wandelt, mag daar wonen.

Het volk Israël moest een heilig volk zijn voor de HEERE. Zij hebben dit ook plechtig beloofd aan de HEERE.

“Heden hebt u de HEERE verklaard dat Hij u tot een God zal zijn, dat u in Zijn wegen zult gaan, dat u Zijn verordeningen, Zijn geboden en Zijn bepalingen in acht zult nemen, en dat u Zijn stem zult gehoorzamen. En de HEERE heeft u heden verklaard dat u voor Hem een volk zult zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is, zoals Hij tot u gesproken heeft, en dat u al Zijn geboden in acht moet nemen, en dat Hij u een plaats zal geven, hoog boven alle volken die Hij gemaakt heeft, tot lof, tot een naam en tot sieraad; en dat u een heilig volk zult zijn voor de HEERE, uw God, zoals Hij gesproken heeft.” (Deuteronomium 26:17-19)

 

Kunnen we oprecht handelen?

HEERE, wie zal verblijven in Uw tent?   Wie zal wonen op Uw heilige berg? Hij die oprecht wandelt en gerechtigheid beoefent, die met zijn hart de waarheid spreekt.

 

Als we de Bijbel goed begrijpen wordt  gehoorzaamheid gevraagd in je hart van al Gods geboden. Dat wil nog niet zeggen dat je geen fouten mag maken, maar de hartsgesteldheid  is van doorslaggevende betekenis. Zoals Job die week van het kwade. Je bewust zijn van de gevaren en die uit de weg gaan. Niet spelen met vuur.

Het blijft merkwaardig dat we in de vorige psalm hebben gezien dat niemand goed doet en in deze psalm de indruk krijgen dat goed doen wel degelijk mogelijk is. Kunnen beide gezichtspunten waar zijn? Nee, dan kan niet en daarom moeten we kijken van uit welke positie er gesproken wordt. In de vorige psalm blijkt dat vanaf de zondeval alle mensen ten diepste vervreemd zijn van het goede en uit zichzelf niet meer tot het goede kan komen.

Niet voor niets heeft God leefregels gegeven in de Thora voor zijn volk Israël. Het zijn beschermende woorden die als ze worden opgevolgd, en nog meer als ze vanuit het hart worden opgevolgd, ten leven leiden. Maar juist ook de woorden van de Thora bevestigen ons hoe slecht we in wezen zijn.

Vanuit de verloren positie van de mens geeft God dus leefregels, zoals ook in de Bergrede.

 

Vanuit het gezichtsveld van de Here, die weet wat wij denken en doen, die zelf een groot en heilig God is, zou het dan zo kunnen zijn dat Hij het hogelijk waardeert als wij vanuit onze positie toch met een oprecht hart trachten het goede te doen, waarheid in ons hart te spreken etc?

In ben geneigd daar ja op te antwoorden. Met deze oprechtheid etc., bereiken we natuurlijk niet op eigen kracht het volmaakte. Dat is onmogelijk. Wij moeten en mogen leven uit Zijn genade en van het offer van Jezus Christus aan het kruis. Maar uit de reactie van God in Job 1 blijkt hoe blij en gelukkig de Here is met een mens die in oprechtheid van hart leeft, die zich verre houdt van het kwaad. Deze psalm is dan ook een aansporing voor ons om met overtuiging te kiezen voor een leven Hem welgevallig. Uit liefde voor de Here.

Gelukkig is er één die deze psalm heeft vervuld. De Zoon des mensen, die volkomen zuiver van hart is, volkomen oprecht, die zuivere woorden spreekt, die onberispelijk wandelt. Het volk Israël kon de berg van de Here niet beklimmen, vanwege hun zonde. Maar de Heilige van Israël heeft het wel gedaan, als eersteling. Daarin ligt ook een belofte.

 

De genade die God schenkt neemt Hij nooit terug

Straks zal heel het volk Israël de berg beklimmen. Daaraan refereert de apostel Paulus :

Dan zal heel Israël worden gered, zoals ook geschreven staat: De redder zal uit Sion komen, en wentelt dan de schuld af van Jakobs nageslacht. Dit is mijn verbond met hen, wanneer ik hun zonden wegneem. Ze zijn Gods vijanden geworden opdat het evangelie aan u kon worden verkondigd, maar God blijft hen liefhebben omdat hij de aartsvaders heeft uitgekozen. De genade die God schenkt neemt hij nooit terug, wanneer hij iemand roept maakt hij dat niet ongedaan.( Romeinen 11: 26-29)

 

“Die met zijn tong niet lastert, zijn vrienden geen kwaad doet
en geen smaad jegens zijn naaste op de lippen neemt.”

 

Die met zijn tong niet lastert. Het zijn bekende woorden vanuit de Thora, door de apostel Jakobus nog eens haarfijn uitgelegd. Een ieder begrijpt welke desastreuze werking ervan uitgaat. En hoe lelijk het is om mensen die zich nauwelijks tegen laster kunnen verweren zo te treffen. Maar ondanks dat we het weten , doen we er helaas maar al te graag aan mee. Het zijn woorden die hier staan die eigenlijk ten doel hebben het goede voor de ander te zoeken. Zoals Christus dat in uitnemendheid voor ons doet. In een geest van zachtmoedigheid en nederigheid van hart.

 

In zijn ogen is de verworpene veracht, maar wie de HEERE vrezen, eert hij. Heeft hij gezworen tot zijn schade, zijn eed verandert hij evenwel niet.

 

Aan de ene kant zoekt je dus het goede voor de naaste, aan de andere kant ga je niet mee met verwerpelijke zaken. Integendeel, je eert degene die zijn hart er op gezet heeft om de HEERE te volgen. Dat is belangrijk, om altijd in het vizier te hebben, het zijn levenslessen die hier staan.

De grote lijn in het christelijk denken is, dat je wat verwerpelijk is,  niet gaat goed praten omwille van de vrede. We mogen nooit en te nimmer het kwade omarmen, ook al zou dat ons in materiele zin of anderszins winst brengen. Als de rechtvaardige iets heeft gezworen dan verandert hij dit niet. Denk aan Jefta, die dit heeft waargemaakt. Toch leert de Here Jezus dat het beter is in het geheel niet te zweren.

 

Principe van de Thora

Zijn geld leent hij niet uit tegen rente, een geschenk ten nadele van de onschuldige aanvaardt hij niet. Wie deze dingen doet, zal niet wankelen, voor eeuwig.

 

Hier zien we een principe wat ook in de Thora staat. Ook hier is de grondregel dat we het goede zoeken voor onze naaste. Ook als we al rente vragen voor een lening,wat op zich denk ik niet verkeerd is, moet de regel zijn dat we onze naaste daarmee verder helpen, en dus geen hoge rente gaan vragen die de naaste alleen maar verder in het moeras helpen. De woekerrente waarvan hier sprake is maakt de naaste in feite kapot. Het profiteert van de ellende van de naaste en is dus zeer verwerpelijk.

Ook het aanvaarden van geschenken die de onschuldige schuldig verklaart is de Here een gruwel. Iemand die zo handelt heeft het zicht op het koninkrijk van recht en gerechtigheid wel totaal uit het oog verloren.

Wie de waarheid liefheeft en in recht en gerechtigheid wandelt, die gaat lijken op de Here Jezus en aangevuurd door de liefde van de Heilige Geest komt deze belofte naar ons toe:  Hij of zij zal in eeuwigheid niet wankelen! Ook onder deze belofte staat de handtekening van onze Hemelse Vader!

 

 

 

Psalm 15: Wie mag wonen bij de Here?

Psalm 15   Wie mag wonen bij de Here?

“Een psalm van David. HEERE, wie zal verblijven in Uw tent? Wie zal wonen op Uw heilige berg? Hij die oprecht wandelt en gerechtigheid beoefent, die met zijn hart de waarheid spreekt.  Die met zijn tong niet lastert, zijn vrienden geen kwaad doet en geen smaad jegens zijn naaste op de lippen neemt.  In zijn ogen is de verworpene veracht, maar wie de HEERE vrezen, eert hij. Heeft hij gezworen tot zijn schade, zijn eed verandert hij evenwel niet. Zijn geld leent hij niet uit tegen rente, een geschenk ten nadele van de onschuldige aanvaardt hij niet. Wie deze dingen doet, zal niet wankelen, voor eeuwig.”

 

De psalm begint met vragen te stellen. Wie mag verkeren in uw tent? Alleen een gastvriend mag verkeren in de tent. Dat is iemand die een nauwe band heeft met zijn gastheer. Een hele bijzondere positie. De tent, doet denken aan de ark en niemand mocht daar verkeren. Alleen degene die onberispelijk wandelt, mag daar wonen.

Het volk Israël moest een heilig volk zijn voor de HEERE. Zij hebben dit ook plechtig beloofd aan de HEERE.

“Heden hebt u de HEERE verklaard dat Hij u tot een God zal zijn, dat u in Zijn wegen zult gaan, dat u Zijn verordeningen, Zijn geboden en Zijn bepalingen in acht zult nemen, en dat u Zijn stem zult gehoorzamen. En de HEERE heeft u heden verklaard dat u voor Hem een volk zult zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is, zoals Hij tot u gesproken heeft, en dat u al Zijn geboden in acht moet nemen, en dat Hij u een plaats zal geven, hoog boven alle volken die Hij gemaakt heeft, tot lof, tot een naam en tot sieraad; en dat u een heilig volk zult zijn voor de HEERE, uw God, zoals Hij gesproken heeft.” (Deuteronomium 26:17-19)

 

Kunnen we oprecht handelen?

 

 

HEERE, wie zal verblijven in Uw tent? Wie zal wonen op Uw heilige berg? Hij die oprecht wandelt en gerechtigheid beoefent, die met zijn hart de waarheid spreekt.

Als we de Bijbel goed begrijpen wordt gehoorzaamheid gevraagd in je hart van al Gods geboden. Dat wil nog niet zeggen dat je geen fouten mag maken, maar de de gesteldheid van je hart is van doorslaggevende betekenis. Zoals Job die week van het kwade. Je bewust zijn van de gevaren en die uit de weg gaan. Niet spelen met vuur.

Het blijft merkwaardig dat we in de vorige psalm hebben gezien dat niemand goed doet en in deze psalm de indruk krijgen dat goed doen wél degelijk mogelijk is. Kunnen beide gezichtspunten waar zijn? Nee, dan kan niet en daarom moeten we kijken van uit welke positie er gesproken wordt. In de vorige psalm blijkt dat vanaf de zondeval alle mensen ten diepste vervreemd zijn van het goede en uit zichzelf niet meer tot het goede kan komen.

Niet voor niets heeft God leefregels gegeven in de Thora voor zijn volk Israël. Het zijn beschermende woorden die als ze worden opgevolgd, en nog meer als ze vanuit het hart worden opgevolgd, ten leven leiden. Maar juist ook de woorden van de Thora bevestigen ons hoe slecht we in wezen zijn.

Vanuit die verloren positie van de mens geeft God dus leefregels, zoals ook in de Bergrede.

Vanuit de genade naar een oprecht leven

 

 

Vanuit het gezichtsveld van de Here, die weet wat wij denken en doen, die zelf een groot en heilig God is, zou het dan zo kunnen zijn dat Hij het hogelijk waardeert als wij vanuit onze positie toch met een oprecht hart trachten het goede te doen, waarheid in ons hart te spreken etc?

Ik ben geneigd daar ja op te antwoorden. Met deze oprechtheid etc., bereiken we natuurlijk niet op eigen kracht het volmaakte. Dat is onmogelijk. Wij moeten en mogen leven uit Zijn genade en van het offer van Jezus Christus aan het kruis. Maar uit de reactie van God in Job één blijkt hoe blij en gelukkig de Here is met een mens die in oprechtheid van hart leeft, die zich verre houdt van het kwaad. Deze psalm is dan ook een aansporing voor ons om met overtuiging te kiezen voor een leven dat Hem welgevallig is. Uit liefde voor de Here.

Jezus heeft deze psalm vervuld

 

Gelukkig is er één die deze psalm heeft vervuld. De Zoon des mensen, die volkomen zuiver van hart is, volkomen oprecht, die zuivere woorden spreekt, die onberispelijk wandelt. Het volk Israël kon de berg van de Here niet beklimmen, vanwege hun zonde. Maar de Heilige van Israël heeft het wel gedaan, als eersteling. Daarin ligt ook een belofte.

De genade die God schenkt neemt Hij nooit terug

 

Straks zal heel het volk Israël de berg beklimmen. Daaraan refereert de apostel Paulus :

Dan zal heel Israël worden gered, zoals ook geschreven staat: De redder zal uit Sion komen, en wentelt dan de schuld af van Jakobs nageslacht. Dit is mijn verbond met hen, wanneer ik hun zonden wegneem. Ze zijn Gods vijanden geworden opdat het evangelie aan u kon worden verkondigd, maar God blijft hen liefhebben omdat hij de aartsvaders heeft uitgekozen. De genade die God schenkt neemt hij nooit terug, wanneer hij iemand roept maakt hij dat niet ongedaan.( Romeinen 11: 26-29)

 

“Die met zijn tong niet lastert, zijn vrienden geen kwaad doet

en geen smaad jegens zijn naaste op de lippen neemt.”

 

Die met zijn tong niet lastert. Het zijn bekende woorden vanuit de Thora, door de apostel Jakobus nog eens haarfijn uitgelegd. Een ieder begrijpt welke desastreuze werking ervan uitgaat. En hoe lelijk het is om mensen die zich nauwelijks tegen laster kunnen verweren zó te treffen. Maar ondanks het feit dat we dit weten , doen we er helaas maar al te graag aan mee. Het zijn woorden die hier staan die eigenlijk ten doel hebben het goede voor de ander te zoeken. Zoals Christus dat in uitnemendheid voor ons doet. In een geest van zachtmoedigheid en nederigheid van hart.

 

In zijn ogen is de verworpene veracht, maar wie de HEERE vrezen, eert hij. Heeft hij gezworen tot zijn schade, zijn eed verandert hij evenwel niet.

 

Aan de ene kant zoekt je dus het goede voor de naaste, aan de andere kant ga je niet mee met verwerpelijke zaken. Integendeel, je eert degene die zijn hart er op gezet heeft om de HEERE te volgen. Dat is belangrijk, om altijd in het vizier te hebben, het zijn levenslessen die hier staan. De grote lijn in het christelijk denken is, dat je wat verwerpelijk is,  niet gaat goed praten omwille van de vrede. We mogen nooit en te nimmer het kwade omarmen, ook al zou dat ons in materiele zin of anderszins winst brengen.

Als de rechtvaardige iets heeft gezworen dan verandert hij dit niet. Denk aan Jefta, die dit heeft waargemaakt. Toch leert de Here Jezus dat het beter is in het geheel niet te zweren.

Principe van de Thora

 

Zijn geld leent hij niet uit tegen rente, een geschenk ten nadele van de onschuldige aanvaardt hij niet. Wie deze dingen doet, zal niet wankelen, voor eeuwig.

 

Hier zien we een principe wat ook in de Thora staat. Ook hier is de grondregel dat we het goede zoeken voor onze naaste. Ook als we al rente vragen voor een lening, wat op zich denk ik niet verkeerd is, moet de regel zijn dat we onze naaste daarmee verder helpen, en dus geen hoge rente gaan vragen die de naaste alleen maar in het moeras helpen. De woekerrente waarvan hier sprake is maakt de naaste in feite kapot. Het profiteert van de ellende van de naaste en is dus zeer verwerpelijk. Ook het aanvaarden van geschenken die de onschuldige schuldig verklaart is de Here een gruwel. Iemand die zo handelt heeft het zicht op het koninkrijk van recht en gerechtigheid wel totaal uit het oog verloren. Wie de waarheid liefheeft en in recht en gerechtigheid wandelt, die gaat lijken op de Here Jezus en aangevuurd door de liefde van de Heilige Geest komt deze belofte naar ons toe:  Hij of zij zal in eeuwigheid niet wankelen! Ook onder deze belofte staat de handtekening van onze Hemelse Vader!

 

Psalm 14 De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God!

“Een psalm van David, voor de koorleider. De dwaas zegt in zijn hart:  Er is geen God. Zij handelen verderfelijk, bedrijven gruwelijke daden; er is niemand die goeddoet. De HEERE heeft uit de hemel neergezien op de mensenkinderen, om te zien of er iemand verstandig was, iemand die God zocht. Zij allen zijn afgedwaald, samen zijn zij verdorven; er is niemand die goed doet, zelfs niet één. Hebben zij dan geen kennis, allen die onrecht bedrijven,

die mijn volk opeten alsof zij brood aten?  Zij roepen de HEERE niet aan. Daar worden zij door angst bevangen, want God is bij het geslacht van de rechtvaardige!  Weliswaar beschaamt u het voornemen van de ellendige, Maar de HEERE is zijn toevlucht. Och, dat Israëls verlossing uit Sion kwam! Wanneer de HEERE de gevangenen van Zijn volk laat terugkeren, dan zal Jakob zich verheugen, Israël zal verblijd zijn.“

 

In Psalm 14 vinden we weer hetzelfde thema terug als in Psalm10.

Goed doen en slecht doen staan lijnrecht tegenover elkaar. En het is goed om over na te denken, waar wijzelf staan. Behoren wij bij degenen die in eigen hart spreken: “God die ziet het niet en die hoort het niet”? Of horen wij bij degenen die schuilen bij de HEERE, die hun heil en verwachten uitspreken in de Zoon, die goed is en trouw en die Zijn leven heeft gegeven tot volkomen verzoening van al onze zonden?

 

De dwaas spreekt afstandelijk

 

 “De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij handelen verderfelijk,

bedrijven gruwelijke daden; er is niemand die goeddoet.”

Het valt meteen op dat de dwaas afstandelijk spreekt. De heerlijke Naam van de HEERE spreekt hij niet uit, maar heeft hij het in algemene zin over God. Opmerkelijk omdat het hier vooral gaat over Israëlieten, mensen die uit hun eigen geschiedenis wisten welke grote daden de HEERE had gedaan. Maar we weten ook uit de geschiedenis van de veertig jaar in de woestijn, hoe snel mensen kunnen vergeten, hoezeer ze worden opgeslokt door eigen zorgen, en hoe snel ze vergeten hoe de Here hen heeft uitgeleid door een sterke hand en een uitgestrekte arm.

Waar in deze psalm vooral Israëlieten worden aangesproken, legt Paulus in de Romeinenbrief uit dat dit gegeven betrekking heeft op álle mensen. Daar behoren wij dus ook onder.

 

Natuurlijke neiging om op onszelf te vertrouwen

 

De kern van het probleem dat wij mensen hebben is, dat we de natuurlijke neiging hebben om op ons zelf te vertrouwen. Dat gaat zó van zelf dat we zonder God gaan leven. En zodra het kwaad ons in de macht krijgt gaat het van kwaad tot erger. In deze verzen wordt dat maar weer eens heel duidelijk. Zodra de mens op zichzelf gaat vertrouwen en niet meer zijn hulp zoekt bij de Here, dan begint het met het ontkennen in zijn hart van de regering van God. Hij zegt dat veelal niet openlijk, maar wél in zijn hart. En zodra dat idee wortel geschoten heeft, groeit die gedachte verder en wordt zijn eigen denken tot norm. Dan is de stap naar gruwelijke en afschuwelijke misdaden minder groot dan het lijkt.

Als we in de wereld om ons heen kijken, dan zien we de meest verschrikkelijke dingen gebeuren. Zaken waarbij je verstand bij stil staat. Maar het begint bij de gedachte dat er geen God is. In het boek Prediker wordt ook over dit onderwerp gesproken.

“Dit alles heb ik gezien in mijn vluchtige dagen:  er is een rechtvaardige die omkomt in zijn rechtvaardigheid, en er is een goddeloze die bij al zijn slechtheid zijn dagen verlengt. Wees niet al te rechtvaardig en acht uzelf niet bovenmate wijs. Waarom zou u uzelf verwoesten? Wees niet al te goddeloos en wees niet al te dwaas. Waarom zou u sterven vóór uw tijd?  Het is goed dat u aan het ene vasthoudt en daarbij uw hand niet van het andere aftrekt.

Immers wie God vreest, ontkomt aan dit alles. De wijsheid maakt de wijze sterker dan tien machthebbers die in de stad zijn. Voorzeker, er is geen mens rechtvaardig op de aarde, die goeddoet en niet zondigt. Zet ook uw hart niet op alle woorden die men spreekt, opdat u niet hoort dat uw knecht u vervloekt. Want uw hart heeft ook vele keren erkend dat ook u anderen hebt vervloekt.” (Prediker 7:15-22)

 

Deze woorden van Prediker laten zien dat we in ons oordeel bescheiden moeten zijn. Want zelfs onze beste werken zijn toch nog vol van zonde. Wij worden dan ook opgeroepen om het niet van onszelf te verwachten. Wij geloven in de genade van onze Here Jezus Christus. Er staat in onze tekst: er is niemand die goed doet. Dat is wat! Niemand is goed behalve God.

 

Wie is er goed?

 

 

‘Wat noemt U mij goed?’, vraagt de Here Jezus.

“En toen Hij naar buiten ging om op weg te gaan, snelde er iemand naar Hem toe, viel voor Hem op de knieën en vroeg Hem: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?  En Jezus zei tegen hem: Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed behalve Eén, namelijk God.”

(Markus 10:17-18)

 

Dat moeten we goed in onze oren knopen. Er is niemand die aanspraak kan maken op de term goed, behalve de HEERE God.

 

 “De HEERE heeft uit de hemel neergezien op de mensenkinderen,

om te zien of er iemand verstandig was, iemand die God zocht. “

 

Het tafereel wordt verplaatst van de aarde naar de hemel. Van mensen naar God. De Here zoekt of er één verstandig is, één die God zoekt. Dit is een moeilijk te begrijpen vers. Als we denken aan een man als Job, dan kunnen we moeilijk zeggen dat Job niet verstandig was en er wordt van hem getuigd dat Hij met een volkomen oprecht hart God zocht.

 

“De HEERE vroeg aan Satan: ‘Heb je ook op mijn dienaar Job gelet? Zoals hij is er niemand op aarde: hij is rechtschapen en onberispelijk, hij heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad.” ( Job 1:8)

 

Enerzijds mogen we vaststellen hoe belangrijk God het vindt als we in oprechtheid voor Hem wandelen, anderzijds zien we  ten diepste dat niemand recht kan hebben op de hemelse heerlijkheid uit eigen werken, zelfs Job niet.

 

Ontnuchterend

 

 

Voor wie denkt dat hij als christen het zo slecht nog niet doet, zijn deze verzen ontnuchterend. En zij die nog hoop mocht hebben dat in het Nieuwe Testamant de zaken anders liggen wordt door de brief aan de Romeinen er aan herinnerd, dat dit de waarheid is over ons. De tekening van de huidige situatie is dus triest. Maar we mogen wel leven uit de belofte. En die belofte luidt: ‘We zullen delen in de luister van Jezus Christus.’ Zonder zonde, zonder enig gebrek, volmaakt in alles wat we zullen denken en doen. Vol vreugde en blijdschap, zuiver van hart, zuiver van denken, onberispelijk.

 

Ze eten mijn volk op als brood

 

 “Hebben zij dan geen kennis, allen die onrecht bedrijven, die mijn volk opeten alsof zij brood aten?”

 

Hier wordt toch speciaal ingezoomd op de bedrijvers van ongerechtigheid die als kenmerk hebben, zozeer op eigen belang uit te zijn en zó overtuigd te zijn van hun eigen gelijk, dat zij het volk “opeten”. Hier wordt een beeld geschetst dat het de gewoonste zaak van de wereld is. Net zo als dat je elke dag brood eet, zo gewoon is het om het volk op te eten. Zelf hebben ze totaal niet in de gaten waar ze mee bezig zijn. In eigen ogen kunnen ze zelfs vroom zijn.

Hier kunnen we in het bijzonder denken aan de Farizeeën en de Schriftgeleerden, de priesters. Mannen die hun leven in dienst stellen van God. En toch maakt de Here Jezus hen zeer ernstige verwijten. Ze horen goede herders te zijn van het volk, maar het zijn slechte herders.

Ze horen hun leven te geven voor het volk, maar ze wijden zichzelf.

 

“Wee u, Schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u geeft tienden van de munt, de dille en de komijn, en u laat het belangrijkste van de Wet na: het recht, en de barmhartigheid en het geloof. Deze dingen zou men moeten doen en die andere dingen niet nalaten.  Blinde leiders, die de mug uitzift maar de kameel doorslikt.” (Mattheus 23:23-24)

 

Het staat in een gedeelte uit Mattheus 23, het hoofdstuk in de Bijbel waar je kippenvel van krijgt. Hoe woedend, hoe vol van heilige woede is daar onze Heiland!

 

Volgeling zijn van Jezus

 

 “Zij roepen de HEERE niet aan.”

 

Hoe wonderlijk kan het eigenlijk gaan in ons leven. We kunnen zo druk in de weer zijn voor de kerk, dat we er op een gegeven moment helemaal geen erg in hebben dat we niet voor Christus bezig zijn, maar voor onze eigen organisatie. De Here aanroepen, zoals in de psalm wordt bedoeld is het daadwerkelijk volgen van Christus. Dat is je kruis opnemen en achter Hem aan. Dat is in de praktijk van leven met Hem rekening houden, alles aan Hem voorleggen. Hoe erg is het als de leiders van de kerk zich bezondigen aan het volgen van hun eigen begeerten. Zoals de Farizeeën en Schriftgeleerden wordt verweten er op uit te zijn op de eerste plaatsen, op de eer van mensen.

 

Bevangen door angst

 

 

 

“Daar worden zij door angst bevangen, want God is bij het geslacht van de rechtvaardige! Weliswaar beschaamt u het voornemen van de ellendige,

maar de HEERE is zijn toevlucht.”

 

David is er van overtuigd, dat God bij het rechtvaardig geslacht is, want zo kent hij de Here. Maar wat als je bij het onrechtvaardige geslacht bent? Dan komt geheel onverwachts de overval van de Here, die niet met zich laat spotten. Als je aan de rechtvaardige komt, dan kom je aan Hem. Toch is het zo, dat al weten we de uitkomst, namelijk dat God bij de rechtvaardige is, toch kan de weg voor diezelfde rechtvaardige moeilijk zijn en beschamend. Het is de blijvende uitdaging in het leven van de rechtvaardige te allen tijde de toevlucht te zoeken tot de HEERE.

Wanneer zal Jacob zich verheugen?

 

 “Och, dat Israëls verlossing uit Sion kwam! Wanneer de HEERE de gevangenen van Zijn volk laat terugkeren, dan zal Jakob zich verheugen, Israël zal verblijd zijn.”

 

Zoals wel meer in de psalmen wordt het tafereel opeens verplaatst naar de situatie van het volk Israël. David de koning pleit voor zijn volk, omdat het immers Zijn volk is. Het lijkt een vraag, maar het is meer dan dat. Het is een belijdenis van David en een getuigenis van de Heilige Geest. Ja, er zal een ommekeer gebracht worden in het lot van Israël. En als we de geschiedenis overzien, dan is dit meermalen gebeurd. Bij de terugkeer uit Babel en nog veel geweldiger bij de terugkeer uit de volken.

Maar volgens mij ligt er nog een diepere vervulling in deze woorden, namelijk dat de keer in het lot waarvan gesproken wordt betrekking heeft op de bekering van het volk. In de Romeinenbrief wordt hier uitvoerig over gesproken.( Romeinen 11) Dát is het einddoel van de Here God, dat het hele volk de Here zal kennen en dienen. Wanneer het ogenblijk is aangebroken dat zij Hem zullen herkennen als de Messias van Israël die is gekomen en Zijn volk heeft verlost. Ja, dan breekt er gejuich uit in Israël en juicht Jacob, en juicht de God van Jacob, de springader Israël.

Psalm 13 ‘Vergeet God mij?’

Psalm 13 Vergeet God mij? “Een psalm van David, voor de koorleider. Hoelang nog, HEERE? Zult U mij voor altijd vergeten?  Hoelang zult U Uw aangezicht nog voor mij verbergen?  Hoelang zal ik nog plannen maken in mijn ziel, verdriet hebben in mijn hart, dag na dag?  Hoelang zal mijn vijand zich nog boven mij verheffen? Zie mij aan, verhoor mij, HEERE, mijn God!  Verlicht mijn ogen, anders ontslaap ik in de dood,  anders zegt mijn vijand: Ik heb hem overwonnen, en verheugen mijn tegenstanders zich, wanneer ik wankel. Ik echter vertrouw op Uw goedertierenheid, mijn hart zal zich verheugen in Uw heil, ik zal voor de HEERE zingen, omdat Hij goed voor mij geweest is.”  

Een psalm in de nood.

In deze psalm komen diepe vragen aan de orde. Twijfel wordt uitgesproken, er is tobben en klagen en het waarom klinkt. Heel veel mensen zullen zich herkennen in deze psalm, omdat zij dit hebben meegemaakt of er nog midden in zitten. Er is ook sprake van de vijand. Het belangrijkste in deze psalm is de uitroep van David: Op Uw liefde vertrouw ik. Elke gelovige die daarop pleit zal verhoord worden, want de HEERE is goed en Zijn goedertierenheid duurt tot in eeuwigheid.

Vergeet God mij?

 “Hoelang nog, HEERE? Zult U mij voor altijd vergeten? Hoelang zult U Uw aangezicht nog voor mij verbergen?”   Dát zijn indringende vragen die David hier stelt. Het kan op een gegeven moment in je leven zó erg tegenzitten dat de moed je in de schoenen zinkt. Daarbij komt dan altijd een schuldgevoel naar boven, dat aanzet tot het nadenken van de vraag: wat heb ik fout gedaan? Is het mijn eigen schuld dat in de problemen zit? Heb ik zo zwaar gezondigd tegen de Here dat Hij mij straft? En waarom lijkt het dat de Here zo ver weg is? Ziet Hij het niet hoe ik lijd? En hier bij David is de situatie nog nijpender omdat hij ook nog eens belaagd wordt door achtervolgers die het op zijn leven hebben gemunt.

David stelt hier drie vragen

  David gaat drie vragen stellen:  

  • Vraag 1: Hoe lang nog Heer? Een vraag die uit diepe vermoeidheid voortkomt. De krachten van David schijnen ten einde. Het is een vraag die de gelovigen ook bezig houdt. Als je in deze tijd om je heen kijkt, dan verzucht je toch ook: Hoe lang nog Heer? Je ziet uiteengeslagen gezinnen, leugens die worden gesproken, twijfels die over de betrouwbaarheid van Gods Woord worden geuit. Dan verzucht je toch ook: Hoelang Heer? Het is de vraag die door alle eeuwen heen al heeft geklonken. Maar het antwoord weten we ook: Ik kom spoedig. Blijf trouw!

Vraag 2: Vergeet U mij voorgoed? Voor je gevoel kan God zo ver weg zijn, dat je bijna gaat denken, dat God je vergeten is. Zeker als je de levenskracht om nog weer verder te gaan ontbeert, kan deze diepe hartenkreet in je opkomen. Het zijn diepe tonen van verdriet die hier opborrelen.

Vraag 3: Hoelang nog verbergt U Uw gelaat voor mij? In de vraag zit een opklimming van emotie. David zegt hier niet anders dan dat hem aan het hart gaat hoe erg hij het vindt dat Hij Gods liefde ontbeert. Niet dat hij met zijn verstand dit zegt, maar vooral geeft hij hiermee uiting aan zijn gevoel. Zijn gevoel zegt hem dat God hem misschien wel in de steek laat. En dat gevoel gaat vervolgens weer knagen aan het verstand. De aanvechtingen komen dan naar boven. Is het niet terecht dat God ver weg is, heeft hij dit niet verdiend?

Wie goed naar deze vragen luistert en die op je laat inwerken, komt uit bij het lijden van de Here Jezus. En dan speciaal bij het lijden aan het kruis, toen onze Heiland uitriep: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ Hoe lang verberg Gij Uw gelaat voor mij? Deze vraag heeft een wel heel diepe betekenis gekregen toen God de Vader Zijn aangezicht verborg voor Zijn Zoon. Bij de behandeling van Psalm 22 komen wij hier uitgebreid op terug.

Het ” hoe lang nog” dendert in onze oren

 “Hoelang zal ik nog plannen maken in mijn ziel, verdriet hebben in mijn hart, dag na dag? Hoelang zal mijn vijand zich nog boven mij verheffen?”   Het hoe lang nog, dendert bijna in onze oren. Dag na dag tobt het hart van David. Het leven van David is geen leven van triomfen. Integendeel. Hij vraagt naar het waarom. Waarom triomfeert de vijand over mij? David kan het niet meer bevatten.   “Zie mij aan, verhoor mij, HEERE, mijn God!  Verlicht mijn ogen, anders ontslaap ik in de dood.”   Een uitroep in grote nood. De enige hulp is bij de HEERE. Maar de nood is zo groot geworden dat David zelfs vreest voor zijn leven. Zijn ogen zijn dof geworden van de tegenslagen. Vele malen in zijn leven heeft David oog in oog gestaan met de dreiging van de dood. Hij heeft met leeuwen en beren gevochten, heeft de spottende dreiging van Goliath getrotseerd, de achtervolgingen van Saul,  het verraad van Absalom . Hij heeft vele oorlogen gevoerd tegen de vijanden van Israël. Maar nu schijnen de vijanden te overwinnen.

Wat zullen de vijanden zeggen?

 “anders zegt mijn vijand: Ik heb hem overwonnen, en verheugen mijn tegenstanders zich, wanneer ik wankel.”   De vijanden, zij loeren op het leven van David. En David verweert zich met het gebed. In het gebed roept hij tot de levende God. De vijanden hebben het op hem gemunt omdat hij de Koning is. We zitten hier midden in het gevecht tussen de Koning van Israël en de vijanden van de Koning. De vijanden loeren op de Koning om de macht over te nemen.   “Ik echter vertrouw op Uw goedertierenheid,  mijn hart zal zich verheugen in Uw heil, ik zal voor de HEERE zingen, omdat Hij goed voor mij geweest is.”   Het einde van de psalm ziet op de verhoring van het gebed. Wederom een krachtige belijdenis van zijn geloof. Het hart van David staat in vuur en vlam omdat de Here heeft gered, redt, en zal redden. Hij moet nu wel gaan zingen van blijdschap. Blijdschap die we zo goed kennen van David. Wat een vreugde om zo dicht bij de HEERE, te leven.   Een voorrecht voor Israël om Jezus als Koning te hebben En wat een voorrecht voor Israël om zulk een Koning te hebben. Een Koning die op zijn God vertrouwt. En wat een voorrecht als de Grote Koning zich noemt: De Herder van Israël. En de dag komt dat gans Israël zal belijden: Hij heeft ons goed gedaan.