Het zijn de meest hartverscheurende woorden die in de Bijbel staan opgetekend. “Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?” Op het kruis van Golgotha schreeuwt Jezus deze woorden . Hij doet dit nádat het lijden is volbracht. Het is het negende uur, het uur van het gebed. Hij hangt dan zes uur aan het kruis. ‘Eli, Eli, lama sabachtani? De omstanders zeggen spottend: ‘Hij roept om Elia!’ Op dat moment was er nog niemand die begreep wat Jezus voor hen had gedaan. De weg tot de hemelse Vader was vrijgemaakt. De scheiding tussen verloren mensen en de liefhebbende God is teniet gedaan. Maar het heeft Jezus wél alles gekost. In Psalm 22 lezen we een ooggetuigenverslag, opgetekend door de profeet David. Duizend jaar vóórdat het daadwerkelijk gebeurde. De immense pijn wordt in Palm 22 getoond. Het Paaslam wordt in de avondschemering van Golgotha geslacht. We proeven hier de diepe eenzaamheid van de Here Jezus, die het helemaal alléén moet doen. Hij die de waarheid is, is veroordeeld tot de kruisiging, een door God vervloekte dood. “Maar ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen en veracht door het volk. Allen die mij zien, bespotten mij; zij trekken de lippen op, zij schudden het hoofd en zeggen: Hij heeft zijn zaak aan de HEERE toevertrouwd – laat Die hem bevrijden! Laat Die hem redden, als Hij hem genegen is.”(Ps.22:7-9) Zijn rug is kapot gegeseld, al zijn beenderen kan Hij tellen. Zijn hart is letterlijk en geestelijk gebroken. Jezus wordt verbrijzeld op het kruis van Golgotha. En waarom? Daar geeft de profeet Jesaja het antwoord op. Het is om onze overtredingen. Daar zien we ook dat het de HEERE behaagde hem te verbrijzelen. Een huiveringwekkende gedachte, die laat zien hoe groot de liefde van God voor ons wel niet moet zijn, dat Hij zijn eigen Zoon laat verbrijzelen. Er is geen mens ooit op aarde geweest die méér heeft moeten lijden dan de Here Jezus. De rechtvaardige, die uit de heerlijkheid van de hemel neerkwam naar deze zó zondige wereld, wordt verpletterd. Totaal ten onrechte, Hij wordt terecht de Rechtvaardige genoemd.
Jezus sprak tijdens Zijn leven op aarde van het aardse, en niemand geloofde Hem. Hij sprak maar niet van het hemelse, want wie zou dat geloven? Hoe moet dát geweest zijn voor onze Heiland, die als enige op de wereld de waarheid ten volle liefheeft, en die door niemand wordt geloofd? Wat een lijden is dat al niet, zouden wij zelf er niet diep door gefrustreerd raken? Maar Hij ging door met goed te doen in Zijn leven, en dan nu aan het kruis de “beloning” van het volk.
Hoe had Hij hen niet te eten gegeven met brood en vissen. Hoe had Hij niet zieken genezen, blinden het gezicht gegeven, lammen weer laten lopen, doven weer het gehoor teruggeven. Melaatsen had Hij gereinigd. Waar was de dankbaarheid?
Hoe diep zijn wij als mensen niet gevallen! Hoe doen wij God elke dag niet tekort? Is het niet zo, dat ook ik daar aan het kruis sta te gillen en te honen omdat daar de Verlosser hangt die hulpeloos schijnt. Zijn die schreeuwende mensen zoveel slechter dan ik? “Hij was veracht”, zegt Jesaja, “en wij hebben hem niet geacht.”