Psalm 15 Wie mag wonen bij de Here?
“Een psalm van David. HEERE, wie zal verblijven in Uw tent? Wie zal wonen op Uw heilige berg? Hij die oprecht wandelt en gerechtigheid beoefent, die met zijn hart de waarheid spreekt. Die met zijn tong niet lastert, zijn vrienden geen kwaad doet en geen smaad jegens zijn naaste op de lippen neemt. In zijn ogen is de verworpene veracht, maar wie de HEERE vrezen, eert hij. Heeft hij gezworen tot zijn schade, zijn eed verandert hij evenwel niet. Zijn geld leent hij niet uit tegen rente,
een geschenk ten nadele van de onschuldige aanvaardt hij niet. Wie deze dingen doet, zal niet wankelen, voor eeuwig.”
De psalm begint met vragen te stellen. Wie mag verkeren in uw tent? Alleen een gastvriend mag verkeren in de tent. Dat is iemand die een nauwe band heeft met zijn gastheer. Een hele bijzondere positie. De tent, doet denken aan de ark en niemand mocht daar verkeren. Alleen degene die onberispelijk wandelt, mag daar wonen.
Het volk Israël moest een heilig volk zijn voor de HEERE. Zij hebben dit ook plechtig beloofd aan de HEERE.
“Heden hebt u de HEERE verklaard dat Hij u tot een God zal zijn, dat u in Zijn wegen zult gaan, dat u Zijn verordeningen, Zijn geboden en Zijn bepalingen in acht zult nemen, en dat u Zijn stem zult gehoorzamen. En de HEERE heeft u heden verklaard dat u voor Hem een volk zult zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is, zoals Hij tot u gesproken heeft, en dat u al Zijn geboden in acht moet nemen, en dat Hij u een plaats zal geven, hoog boven alle volken die Hij gemaakt heeft, tot lof, tot een naam en tot sieraad; en dat u een heilig volk zult zijn voor de HEERE, uw God, zoals Hij gesproken heeft.” (Deuteronomium 26:17-19)
Kunnen we oprecht handelen?
“HEERE, wie zal verblijven in Uw tent? Wie zal wonen op Uw heilige berg? Hij die oprecht wandelt en gerechtigheid beoefent, die met zijn hart de waarheid spreekt.” |
Als we de Bijbel goed begrijpen wordt gehoorzaamheid gevraagd in je hart van al Gods geboden. Dat wil nog niet zeggen dat je geen fouten mag maken, maar de hartsgesteldheid is van doorslaggevende betekenis. Zoals Job die week van het kwade. Je bewust zijn van de gevaren en die uit de weg gaan. Niet spelen met vuur.
Het blijft merkwaardig dat we in de vorige psalm hebben gezien dat niemand goed doet en in deze psalm de indruk krijgen dat goed doen wel degelijk mogelijk is. Kunnen beide gezichtspunten waar zijn? Nee, dan kan niet en daarom moeten we kijken van uit welke positie er gesproken wordt. In de vorige psalm blijkt dat vanaf de zondeval alle mensen ten diepste vervreemd zijn van het goede en uit zichzelf niet meer tot het goede kan komen.
Niet voor niets heeft God leefregels gegeven in de Thora voor zijn volk Israël. Het zijn beschermende woorden die als ze worden opgevolgd, en nog meer als ze vanuit het hart worden opgevolgd, ten leven leiden. Maar juist ook de woorden van de Thora bevestigen ons hoe slecht we in wezen zijn.
Vanuit de verloren positie van de mens geeft God dus leefregels, zoals ook in de Bergrede.
Vanuit het gezichtsveld van de Here, die weet wat wij denken en doen, die zelf een groot en heilig God is, zou het dan zo kunnen zijn dat Hij het hogelijk waardeert als wij vanuit onze positie toch met een oprecht hart trachten het goede te doen, waarheid in ons hart te spreken etc?
In ben geneigd daar ja op te antwoorden. Met deze oprechtheid etc., bereiken we natuurlijk niet op eigen kracht het volmaakte. Dat is onmogelijk. Wij moeten en mogen leven uit Zijn genade en van het offer van Jezus Christus aan het kruis. Maar uit de reactie van God in Job 1 blijkt hoe blij en gelukkig de Here is met een mens die in oprechtheid van hart leeft, die zich verre houdt van het kwaad. Deze psalm is dan ook een aansporing voor ons om met overtuiging te kiezen voor een leven Hem welgevallig. Uit liefde voor de Here.
Gelukkig is er één die deze psalm heeft vervuld. De Zoon des mensen, die volkomen zuiver van hart is, volkomen oprecht, die zuivere woorden spreekt, die onberispelijk wandelt. Het volk Israël kon de berg van de Here niet beklimmen, vanwege hun zonde. Maar de Heilige van Israël heeft het wel gedaan, als eersteling. Daarin ligt ook een belofte.
De genade die God schenkt neemt Hij nooit terug
Straks zal heel het volk Israël de berg beklimmen. Daaraan refereert de apostel Paulus :
“Dan zal heel Israël worden gered, zoals ook geschreven staat: De redder zal uit Sion komen, en wentelt dan de schuld af van Jakobs nageslacht. Dit is mijn verbond met hen, wanneer ik hun zonden wegneem. Ze zijn Gods vijanden geworden opdat het evangelie aan u kon worden verkondigd, maar God blijft hen liefhebben omdat hij de aartsvaders heeft uitgekozen. De genade die God schenkt neemt hij nooit terug, wanneer hij iemand roept maakt hij dat niet ongedaan.” ( Romeinen 11: 26-29)
“Die met zijn tong niet lastert, zijn vrienden geen kwaad doet |
en geen smaad jegens zijn naaste op de lippen neemt.” |
Die met zijn tong niet lastert. Het zijn bekende woorden vanuit de Thora, door de apostel Jakobus nog eens haarfijn uitgelegd. Een ieder begrijpt welke desastreuze werking ervan uitgaat. En hoe lelijk het is om mensen die zich nauwelijks tegen laster kunnen verweren zo te treffen. Maar ondanks dat we het weten , doen we er helaas maar al te graag aan mee. Het zijn woorden die hier staan die eigenlijk ten doel hebben het goede voor de ander te zoeken. Zoals Christus dat in uitnemendheid voor ons doet. In een geest van zachtmoedigheid en nederigheid van hart.
“In zijn ogen is de verworpene veracht, maar wie de HEERE vrezen, eert hij. Heeft hij gezworen tot zijn schade, zijn eed verandert hij evenwel niet.” |
Aan de ene kant zoekt je dus het goede voor de naaste, aan de andere kant ga je niet mee met verwerpelijke zaken. Integendeel, je eert degene die zijn hart er op gezet heeft om de HEERE te volgen. Dat is belangrijk, om altijd in het vizier te hebben, het zijn levenslessen die hier staan.
De grote lijn in het christelijk denken is, dat je wat verwerpelijk is, niet gaat goed praten omwille van de vrede. We mogen nooit en te nimmer het kwade omarmen, ook al zou dat ons in materiele zin of anderszins winst brengen. Als de rechtvaardige iets heeft gezworen dan verandert hij dit niet. Denk aan Jefta, die dit heeft waargemaakt. Toch leert de Here Jezus dat het beter is in het geheel niet te zweren.
Principe van de Thora
“Zijn geld leent hij niet uit tegen rente, een geschenk ten nadele van de onschuldige aanvaardt hij niet. Wie deze dingen doet, zal niet wankelen, voor eeuwig.” |
Hier zien we een principe wat ook in de Thora staat. Ook hier is de grondregel dat we het goede zoeken voor onze naaste. Ook als we al rente vragen voor een lening,wat op zich denk ik niet verkeerd is, moet de regel zijn dat we onze naaste daarmee verder helpen, en dus geen hoge rente gaan vragen die de naaste alleen maar verder in het moeras helpen. De woekerrente waarvan hier sprake is maakt de naaste in feite kapot. Het profiteert van de ellende van de naaste en is dus zeer verwerpelijk.
Ook het aanvaarden van geschenken die de onschuldige schuldig verklaart is de Here een gruwel. Iemand die zo handelt heeft het zicht op het koninkrijk van recht en gerechtigheid wel totaal uit het oog verloren.
Wie de waarheid liefheeft en in recht en gerechtigheid wandelt, die gaat lijken op de Here Jezus en aangevuurd door de liefde van de Heilige Geest komt deze belofte naar ons toe: Hij of zij zal in eeuwigheid niet wankelen! Ook onder deze belofte staat de handtekening van onze Hemelse Vader!