Psalm 16: God dienen vanuit de vreugde

Psalm 16   Een vloedgolf van vreugde
“Een gouden kleinood van David. Bewaar mij, o God, want ik heb tot U de toevlucht genomen. Mijn ziel, u hebt tegen de HEERE gezegd: U bent de Heere; mijn goedheid is niet voor U, maar voor de heiligen die op de aarde zijn, en de machtigen, in wie ik al mijn vreugde vind.  Groot wordt het leed van hen die andere goden geschenken geven;  ik echter giet geen plengoffers van bloed voor ze uit  en neem de namen ervan niet op mijn lippen.
De HEERE is mijn enig deel en mijn beker. U onderhoudt wat het lot mij toewees. De meetsnoeren zijn voor mij in lieflijke plaatsen gevallen,
ja, een prachtig erfelijk bezit heb ik gekregen. Ik loof de HEERE, Die mij raad heeft gegeven; zelfs ’s nachts onderwijzen mij mijn nieren. Ik stel mij de HEERE voortdurend voor ogen; omdat Hij aan mijn rechterhand is, wankel ik niet. Daarom is mijn hart verblijd en mijn eer verheugt zich, ook zal mijn lichaam veilig wonen. Want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten, U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet. U maakt mij het pad ten leven bekend; overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht, lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd.”
Een profetische psalm die door de apostel Petrus aangehaald in de beroemde toespraak in Handelingen 2:25-37. Het is een troostrijke psalm die eindigt in een overvloed van blijdschap en lieflijkheid. Gaat u met me mee deze psalm nader te bekijken?
Thuis bij de HEERE
“Een gouden kleinood van David. Bewaar mij, o God, want ik heb tot U de toevlucht genomen. Mijn ziel, u hebt tegen de HEERE gezegd: U bent de Heere; mijn goedheid is niet voor U.”
De psalmdichter begint direct met uit te spreken dat hij de bewaring van zijn leven en de bewaring van zijn ziel bij God wil zoeken. Hij voelt zich veilig en thuis bij de Here. Het moet een bewuste keuze zijn om de Here te volgen.
Die keuze moet ook met ons verstand gemaakt worden. Wij moeten eerlijk onder ogen zien of wij zonder God gelukkig willen en kunnen zijn. Als wij terug gaan naar onze schepping, dan zijn we zo geschapen dat we vriendelijk en zachtmoedig zijn, vol van geloof in het goede.
Keuze uit verlangen
Dat verlangen naar liefde en goedheid en trouw, waarmee we geschapen zijn, dat vuur moet worden aangewakkerd in ons leven. En wie anders dan de Heilige Geest kan dat vuur aanblazen. En als wij in ons eigen leven ervaren dat we in vuur en vlam staan voor Gods Woord dat is dat de Heilige Geest die in ons, Zijn werk doet.
Als David belijdt dat hij geen goed buiten de Here heeft, dat gaat dat heel ver. Paulus komt hier later in zijn brieven op terug in de brief aan de Filippenzen:
“Maar wat voor mij winst was, dat heb ik om Christus’ wil als schade beschouwd. Ja, beslist, ik beschouw ook alles als schade  vanwege de voortreffelijkheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heere, om Wie ik dat alles als schade ervaren heb. En ik beschouw het als vuiligheid, opdat ik Christus mag winnen, en in Hem gevonden word, niet met mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof in Christus is, namelijk de rechtvaardigheid uit God door middel van het geloof;
opdat ik Hem mag kennen, en de kracht van Zijn opstanding  en de gemeenschap met Zijn lijden, doordat ik aan Zijn dood gelijkvormig word,
om hoe dan ook te komen tot de opstanding van de doden.”  (Fillipenzen 3:7-10)

Geef je opmerking